is de naam voor het bovenste deel van de schedel. Door Aristoteles wordt er de plaats van de grote fontanel mee aangeduid.
In de anthropologie geeft men er bij het opgeven der schedelmaten de plaats mee aan, waar de kroonnaad en de pijlnaad (z schedel) bij elkaar komen. Het woord is afgeleid van het Griekse woord voor bevochtigen; men verstond er in de Oudheid nl. de plaats onder, waar de schedel de onreinheden van de hersenen door zijn naden zou doen zweten (Hyrtl).