Frans wiskundige (Tartaras bij Lyon 11 Aug. 1730 - Parijs 14 Jan. 1814), studeerde aanvankelijk theologie en legde zich later, mede onder de invloed van zijn vrienden Clairaut en d’Alembert op de studie der wiskunde toe. In 1752 werd hij hoogleraar in de wiskunde te Mézières en in 1768 lid van de Académie.
Tijdens de omwenteling werd hij uit zijn ambt ontzet, doch onder het keizerrijk tot hoogleraar aan de École centrale en examinator aan de École polytechnique benoemd. Zijn wetenschappelijk werk strekte zich uit tot vele delen der wiskunde en vooral tot de hydrodynamica.Bibl.: Recherches sur la construction la plus avantageuse des digues (1764); Cours complet des mathématiques (1765); Cours de mathématiques à l’usage des écoles militaires ( 1783); Essai sur l’histoire générale des mathématiques (2de dr., 1810, 2 dln) en voorts een aantal verhandelingen in de Mémoires des Savants étrangers, de Mémoires de l’Institut, etc. Ook bewerkte hij een uitgave van de werken van Pascal.