voorhal met zuilen in de oudste Griekse woningen vóór het megaron; bij Homerus dikwijls genoemd. Ook in de klassieke Griekse tijd als zodanig vóór de voornaamste ruimte van de woningen.
Later werd de aula met allerlei vertrekken omringd en zo tot „binnenplaats”. In de aanzienlijke huizen was zij later het verenigingspunt; vandaar de overgang tot de betekenis „Hof”. In oudchristelijk spraakgebruik werd deze term gebruikt voor de tempelruimte, bestemd voor de gelovige leken. Later werd zowel het schip der kerk, als ook de gehele kerk aula genoemd. De aula der akademie is de zaal, die voor plechtigheden wordt gebruikt.