Duits taalkundige (Petershagen 5 Mei 1833 - Hildesheim 24 Mrt 1916), werd in 1858 leraar aan het paedagogisch seminarium te Göttingen. In 1876 werd hij buitengewoon hoogleraar te Göttingen en in 1888 gewoon hoogleraar te Breslau, wat hij tot 1891 bleef.
Hij heeft zich vnl. op het gebied van de etymologie bewogen en daarnaast in het bijzonder het Grieks bestudeerd.Bibi.: Vergleichendes Wörterbuch der indogermanischen Sprache (1868; 4de dr. 1890 vlgg.); Die ehemalige Spracheinheit der Indogermanen Europa’s (1873); Die griechischen Personennamen (1874); Die homerische Odyssee (1883); Die homerische Ilias (1886; in beide werken trachtte hij aan te tonen, dat de Homerische gedichten oorspronkelijk in het Aeolisch geschreven zouden zijn); Hesiods Gedichte (1887); Vorgriechische Ortsnamen (1905); Hattiden und Danubier (1908).