Amerikaans schrijver (Ohio Juni 1842), werd, na gediend te hebben in de Burgeroorlog, journalist; van I872-’76 was hij in Engeland een der redacteuren van het tijdschrift Fm, daarna in Californië; in 1913 vertrok hij levensmoede naar Mexico, waarna niets meer van hem vernomen werd, waarschijnlijk overleed hij er in 1914. Hij schreef veel verbitterd-ironische critiek en geestig-satirïsche verzen, maar werd vooral beroemd door zijn zeer goed geschreven korte verhalen, veelal somber en gruwzaam, in de trant van Poe, vele over episoden van de Burgeroorlog; de beste er van zijn te vinden in de bundels Tales of Soldiers and Civilians (1891); Can Such Things Be? (1893).
Hij bezorgde zelf een uitgave van zijn Collected Works, in 12 dln (1909-1912).Lit.: Letters of Ambrose Bierce, ed. by Bertha Clark Pope, with a memoir by Geo Sterling (1922); Bits of Autobiography, in vol. I der „Collected Works”; Vincent Starrett, A. B. (1920); Percy Boynton, More Contemporary Americans (1927); Geo Sterling, Shadow Maker, in Am. Mercury (Sept. 1925); ook zijn Inleiding tot Bierce, In the Midst of Life (Modem Libr. edition); Paul Jordan Smith, On Strange Altars (1924); Van Wyck Brooks, Emerson and Others (1927); Vincent Starrett, Bibliography of A. B. (1928); Fred Lewis Pattee, The Development of the American Short Story (1923); voorts de ini., door Herman Georg Scheffauer, b. de vert. v. e. selectie uit Bierce’s korte verhalen: Physiognomien des Todes (München 1922); The Collected Writings of A.B. Introd. by Clifton Fadiman (New York 1947)-