(Lat.: ander Ik) is een bepaling van het begrip „vriend”, welke oorspronkelijk van Zeno of Pythagoras afkomstig is. In het spraakgebruik is de uitdrukking — soms schertsend —overgegaan om den onafscheidelijken, broederlijken en vooral (in zaken) vertrouwden vriend, speciaal den gevolmachtigde in zaken, aan te duiden.
In de staatkunde, waar de uitdrukking in het algemeen „vertegenwoordiger des konings” betekent, is zij geregeld gebezigd voor de Spaanse vice-koningen, die koninklijke macht hadden uit te oefenen, en bijzonderlijk te Napels, toen de kroonprins tijdens de opstand van 1820 tot vicarius-generaal werd benoemd.