Zuidpoollanden is de naam van alle landen en eilanden, welke binnen of in de nabijheid van den zuiderpoolkring gelegen zijn. Velen zijn van gevoelen, dat aldaar een uitgestrekt vast land gelegen is, terwijl anderen het bestaan daarvan ontkennen en meenen, dat men er niet anders aantreft dan grootere en kleinere groepen van eilanden. Wat men tot nu toe ontdekt heeft, is het volgende: ten zuidoosten van de zuidpunt van Amerika ligt Trinity-en Palmerland, hetwelk, in 1821 door Powell en Palmer ontdekt, zich nagenoeg tot 62° Z. B. uitstrekt en verder zuidwaarts, onder den poolcirkel, den naam draagt van Grahamland. Als oostelijke spits daarvan beschouwt men het in 1838 door Dumont d' Urville ontdekte Louis-Philippe-land met het eiland Joinville.
Van Zuid-Shethand, reeds in 1599 door Dirk Gerrits gezien, is het door de Brandfieldstraat gescheiden. Ten zuidwesten daarvan liggen de Alexandereilanden en op dezelfde breedte het hooge Peter-eiland, beide in 1821 door Bellinghausen ontdekt. Verder westwaarts heeft men slechts water en ijs, maar geen land opgemerkt. Eerst op 170—180° O. L. van Greenwich ontdekte James Clark Ross (1841—1842) de hooge kusten van een met sneeuw bedekt land, dat hij met den naam van Victoria-land bestempelde; hij zag er gebergten ter hoogte van 3tot 4000 Ned. el, en onder deze de vulcanen Erebus (3770 Ned. el hoog) en Terror (3318 Ned. el hoog), met den nog hoogeren Melbourne. Van 120—140° O. L. van Greenwich zagen Dumont d'Urville, Balleny en Wilkes (1839—1840) eene reeks van eilanden en onzamenhangende kusten, die gezamenlijk met den naam van Wilkesland werden bestempeld. Nog verder westwaarts liggen Kempland en het door Biscoe ontdekte Enderbyland, vermoedelijk slechts eilanden.
