Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zuidzee

betekenis & definitie

Zuidzee (De), Stille Zee of Groots Oceaan, de grootste watervlakte der Aarde, strekt zich uit tusschen de oostkust van Azië en den Oost-Indischen Archipel en de westkust van Amerika, en grenst in het noorden en zuiden aan de beide Poolzeeën. Zij heeft eene oppervlakte van omstreeks 31/3de millioen ☐ geogr. mijl. Zij gaat zonder eene bepaalde grens in de zuidelijke Poolzee over, maar is door de Koerilen en Aleoeten en een gedeelte van Noord-Amerika van de Noordelijke Poolzee gescheiden. Voorts omspoelt zij geen enkel groot vast land, maar een aanzienlijk getal meest kleine eilanden, die afzonderlijk of in groepen gelegen zijn.

De naam van Stille Zee, door Magelhaens aan dezen plas gegeven, past alleen voor dat gedeelte, hetwelk door de beide keerkringen is begrensd; hier toch behoren stormen tot de zeldzaamheden, terwijl deze in de noordelijke en zuidelijke deelen wel eens hevig woeden. Een gedeelte van de Zuidzee ten zuiden van den Steenbokskeerkring droeg te voren meer bepaald dien naam. Volgens de jongste onderzoekingen van den „Challenger (1873—1876)”, de „Tuscarora (1873—1874)” en de „Gazelle” vindt men in de Zuidzee de aanmerkelijkste diepten, niet in volle zee, maar bij sommige eilanden en kusten. De aanzienlijkste diepte, eene van 8513 Ned. el, werd gepeild 500 zeemijlen van de kust van Jesso, aan den zoom van den Euro Siwo-stroom. Het oostelijk gedeelte van de Noordelijke Zuidzee is minder diep dan het westelijk gedeelte; in het eerstgenoemde bedraagt de gemiddelde diepte (tusschen Californië en de Sandwich-eilanden) 4300 Ned. el en de grootste diepte slechts 5500 Ned. el, maar in laatstgemelde is de gemiddelde diepte 6000 Ned. el. Behalve reeds genoemde diepte bij Japan heeft men op onderscheidene plaatsen tot aan Japan en tusschen de Marianen en Carolinen plaatsen gepeild met eene diepte van 8000 Ned. el. Het zuiden van de Stille Zee schijnt minder diep te wezen, maar het onderzoek laat er nog veel te wenschen over. De bodem van dien Grooten Oceaan is geenszins gelijkmatig en effen, maar men vindt er vele onderzeesche opstuwingen.

De voornaamste stroomen in de Zuidzee zijn: de beide westwaarts vloeijende Aequatoriaalstroomen (de noordelijke en de zuidelijke) en tusschen die twee de oostwaarts snellende Aequatoriale tegenstroom, de Euro Siwo- of Japansche Stroom (de Golfstroom der Stille Zee), die zich als een tak van den Noordelijken Aequatoriaalstroom ten zuiden van de Japansche Eilanden noordwaarts spoedt, vervolgens noordoostwaarts ombuigt en als Euro Siwodriftstroom de kust van Noord-Amerika tusschen 55 en 50° N. B. bereikt en langs die kust zich naar het zuidoosten begeeft. Tot de takken van den Zuidelijken Aequatoriaalstroom behooren de Nieuw-Zeelandstroom en de Australische Stroom. Al deze stroomen zijn warm. In tegenovergestelde rigting vloeijen de beide, uit de Poolzeeën afkomstige koude Stroomen, de Stroom uit de Zee van Ochotsk, de Peruviaansche Stroom aan de westkust van Zuid-Amerika en de Zuidpoolstroomen bij Australië en in het zuidelijk gedeelte van de Stille Zee. Behalve deze hoofdstroomen zijn er nog vele andere langs de kusten en bij de eilanden, die naar gelang van den wind veranderlijk z|jn in rigting en kracht. Het warmste gedeelte van de Zuidzee ligt tusschen 7° N. B. en 11° Z. B. en tusschen 165° O. L. tot 198° W. L. van Greenwich; hier daalt de thermometer niet beneden 26° C. Met betrekking tot de warmteverdeeling aan de oppervlakte en in de diepte is de Zuidzee niet zoo naauwkeurig onderzocht als de Atlantische Oceaan, maar het is niettemin gebleken, dat men er op de overeenkomstige breedten en diepten een lageren warmtegraad waarneemt dan in den Atlantischen Oceaan. De oorzaak van dit verschijnsel is daarin gelegen, dat de Zuidzee in regtstreeksche gemeenschap staat met de Zuidelijke Poolzee, van welke koude onderstroomen derwaarts vloeijen. Omtrent de winden, die er waaijen, raadplege men de artikelen Moussons, Passaatwinden en Wind.