Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zittau

betekenis & definitie

Zittau (Chytawa), voorheen de derde onder de Zes Steden der Oberlausitz en thans de belangrijkste en volkrijkste in het Saksische district Bautzen, ligt op den linker oever van de Mandau, niet ver van de plaats, waar deze zich uitstort in de Neisze. zij is het vereenigingspunt van een viertal spoorwegen en werd na den grooten brand, veroorzaakt door het bombardement der Oostenrijkers (23 Julij 1757), regelmatig en smaakvol wederom opgebouwd en door een sierlijken aanleg omgeven. Zij is voorts de zetel van een paar regtbanken, van eene kamer van koophandel en nijverheid en heeft 7 Evangelische kerken, eene R. Katholieke kerk, een gymnasium, eene reaalschool van de eerste klasse, eene school voor architectuur, eene stadsboekerij met 30000 deelen, onderscheidene instellingen van weldadigheid, een raadhuis in byzantijnschen stijl, een schouwburg, fraaije schoolgebouwen en twee waterleidingen. De stad verheft zich op eene diepe bruinkolenbedding, heeft een uitgebreid grondbezit met onderscheidene dorpen, is het middelpunt van den Saksischen handel in linnen en damast, bezit fabrieken van orleans, laken, wollen en katoenen stoffen, machinenfabrieken, bleekerijen, pottebakkerpen, veel tuinbouw, een aanzienlijken handel in garens en ruim 20000 inwoners. Niet ver van de stad heeft men drie, in 1744 ontdekte, zwavelhoudende ijzerbronnen met eene bad-inrigting (Augustusbad).

In haren omtrek heeft men voorts onderscheidene bruinkolenmijnen en in de dorpen der stad vele weverijen. Voorts zijn er in het Lauzitzer Gebergte fraaije landschappen. — Het oude Zittau (Sittowir of Korenstadt) is door de Wenden gesticht en werd, nadat het te voren door koninklijke burggraven was beheerd, in 1255 door koning Ottokar II van Bohemen tot eene stad verheven, in 1287 door Wenzel 11 met vele voorregten begiftigd en verviel in 1320 door ruiling aan hertog Heinrich von Jauer. Na den dood van koning Johann in 1346 keerde het echter door ruiling tot Bohemen terug. In die dagen trad Zittau toe tot het Verbond der Zes Steden, werd in den Hussietenoorlog door de Hussieten, die aldaar in 1427 de overwinning behaalden op een Duitsch leger, meermalen ingenomen en omhelsde in 1521 de Hervorming. In 1620 werd de stad door keurvorst Johann Georg I veroverd en met de geheele Lausitz in 1623 door keizer Ferdinand II als pand en bij den Vrede van Praag in 1635 voor goed als leen aan Keur-Saksen afgestaan, in 1639 door de Zweden onder Torstenson belegerd en in de asch gelegd en vervolgens bij afwisseling door de Zweden, de Keizerlijke troepen en de Saksers in bezit genomen, maar behoorde van 1623 af aan Saksen. In den Zevenjarigen Oorlog werd zij in Junij 1757 door de Oostenrijkers belegerd en aan de vlammen prijs gegeven, maar in den jongsten tijd heeft zij zich zeer voorspoedig ontwikkeld.

< >