Zittel

betekenis & definitie

Zittel (Karl Alfred), een uitstekend geoloog en reiziger, geboren den 25sten September 1839 te Bahlingen bij Freiburg in de Breisgau, bezocht de universiteit te Heidelberg en studeerde vervolgens een jaar te Parijs. Daarna werd hij geplaatst bij de Rijksinrigting voor geologie, hield zich bezig met de opmeting van Dalmatiën en werd als assistent geplaatst bij het Keizerlijk Kabinet van delfstoffen te Weenen. Kort daarna vestigde hij zich als privaatdocent aan de universiteit aldaar, werd in 1863 hoogleeraar in de mineralogie te Karlsruhe en is sedert 1868 werkzaam als gewoon hoogleeraar in de paleontologie aan de hoogeschool en als directeur van het paleontologisch muséum te München. hij schreef een verslag van eene reis naar Zweden en Noorwegen (1860) en bewerkte voor de beschrijving van den togt der „Novara” de fossiele weekdieren. hij vergezelde voorts de expeditie van Rohlfs naar de Libysche Woestijn (1873—1874) en schreef nog: „Paläontologische Mittheilungen aus dem Museum des Königlich bayrischen Staats (begonnen door Oppel, 1868—1873)”, — „Geologische Beobachtungen aus den Centralapenninen (1896)”, — „Aus der Urzeit (2de druk, 1875)”, — „Briefe aus der Libysche Wüste (1875)”, — en „Handbuch der Paläontologie (met Schimper, 1876)”. Ook redegeert hij met Banker het tijdschrift: „Paläontographica”.