Zending of missie noemt men het werk der zendelingen, die zich beijveren de nietChristelijke volken met het Christendom bekend te maken en tot het belijden van de Christelijke godsdienst te brengen. Van den beginne af is deze door middel van zendelingen verbreid, en in ons Vaderland hebben o. a. Willebrord en Bonifacius de leer der toenmalige Christelijke Kerk aan de Heidenen verkondigd. De zending is bij de R. Katholieken eene zaak der Kerk, terwijl de Protestantsche kerkgenootschappen haar aan vereenigingen overlaten. In Engeland werd zulk eene vereeniging reeds in 1647 bij Parlements-acte erkend, en de belangstelling in de zending is er nog altijd levendig.
In Duitschland hebben Francke te Halle en de Moravische Broeders zich jegens de zending verdienstelijk gemaakt. In 1797 ontstond het Nederlandsche zendelinggenootschap te Rotterdam, en ook een Doopsgezind zendelinggenootschap is sedert eene reeks van jaren werkzaam. Het valt aan de R. Katholieke zendelingen niet moeijelijk, de Heidenen ontzag in te boezemen voor hunne aanschouwelijke, zinnelijke eeredienst, maar de Protestantsche zendelingen plukken doorgaans een zeer schralen oogst van hun uiterst moeijelijken arbeid. Trouwens, wanneer men ziet, hoe zelfs in de Christelijke landen van Europa de beginselen van het Christendom wel gekend, maar zeer weinig nageleefd worden, dan mag men niet veel verwachten van volkeren, die zich nog in een toestand van zeer geringe ontwikkeling bevinden.
Omtrent de zending vermelden wij voorts nog het volgende: de eerste zendelingen waren de Apostelen van Jezus, en hun voorbeeld werd gevolgd door de monniken. De geschiedenis der zending valt zamen met die der uitbreiding van het Christendom en vormt tot diep in de middeneeuwen een belangrijk gedeelte der kerkgeschiedenis. Minder dan te voren is intusschen sedert de dagen der Hervorming de zending eene levensvraag der Kerk. Na dien tijd was het grootste en aanzienlijkste zendingsgesticht de door paus Gregorius XV in 1622 in het leven geroepene Congregatio de propaganda fide, welke in 1627 door paus Urbanus is uitgebreid. Die vereeniging bestuurt het geheele zendingswerk naar een vast plan onder opzigt en met medewerking van den Heiligen Stoel en stelt zich tot taak onder alle volkeren zendelingen te vormen der R. Katholieke Kerk uit die volkeren zelven. De werkzaamheid op het gebied der zending, door de Benedictijnen, Cisterciënsers, Praemonstratensers en vooral door de hedel-orden betoond, werd in de 16de en 17de eeuw overvleugeld door die der Jezuïeten, welke vooral in Zuid-Amerika en China groote overwinningen behaalden. Naast hen onderscheidden zich voorts door hun zendingsijver de Lazaristen en de Congregatie der buitenlandsche zending te Parijs in Azië, de Redemptoristen, Mechitaristen, Dominicanen en Franciscanen in Europa, Azië en Amerika, de Capucijners in Afrika, en de congregatie van het Oratorium op Ceylon. Ook wereldlijke geestelijken vormden zendingsgenootschappen, zooals dat van Xaverius, in 1822 te Lyon gesticht, — de Parijsche vereeniging voor buitenlandsche zending, — de Leopoldsstichting in Oostenrijk, in 1829 verrezen, — de Lodewijksvereeniging in Beyeren, enz.
In de Grieksche Kerk is de zendingsijver sedert 1870 op nieuw ontwaakt, zoodat het groote Russische zendelinggenootschap werd gereorganiseerd. bij de Protestanten begon men op het vaste land van Europa eerst in den aanvang der voorgaande eeuw op dat gebied werkzaam te wezen. Frederik IV van Denemarken stichtte voor zijne Oost-Indische bezittingen de zending te Tranquebar (.1705), en in Groenland was Hans Egede met vrucht werkzaam. De Broedergemeente zond in 1732 hare eerste zendelingen naar St. Thomas en breidde allengs haren werkkring uit. De Puriteinen in Engeland vormden reeds in 1647 eene vereeniging tot uitbreiding van het Evangelie, en in 1701 ontstond te Londen een dergelijk genootschap, gevolgd in 1792 door dat der Baptisten en in 1795 door dat der Protestanten van verschillende belijdenissen, alsmede in 1801 door dat der Episcopaten, terwijl het Britsche Bijbelgenootschap, in 1804 verrezen, voor de zendingszaak zeer bevorderlijk is geweest. In Amerika bestaat te Boston sedert 1810 het Board of Foreign missions, dat op een grooten voet is ingerigt, en sedert 1814 het zendelinggenootschap der Baptisten, en in Duitschland heeft men zendingsvereenigingen te Basel en te Berlpn, het Rijnsche Zendelinggenootschap, dat te Dresden enz. Volgens het „Allgemeine Missionszeitschrift van 1875 waren op 1559 stations 2132 zendelingen werkzaam. Van deze waren door Engeland afgezonden 1060, door Duitschland en Zwitserland 502, door Amerika 460, door Nederland 43, door Frankrijk 22 en door de Noorsche rijken 45, en in die verschillende landen worden aanzienlijke sommen bijeengebragt, om de zendelingen te ondersteunen. Wanneer men bedenkt, dat deze sommen jaarlijks althans 14 millioen gulden beloopen en tevens het oog vestigt op het betrekkelijk klein aantal bekeerlingen, dan zal ook de ijverigste voorstander der zendingszaak erkennen, dat de uitkomsten van al die moeiten en opofferingen niet schitterend zijn.
Eindelijk maken wij nog gewag van de inwendige zending (innere Mission) der Protestantsche Kerk, welke aan hare zendelingen den last opdraagt, de Christenen, die tot ongeregtigheid vervallen zijn, inwendig te verbeteren en te vernieuwen. Engeland heeft op dit gebied het voorbeeld gegeven en is nagevolgd door Duitschland, Frankrijk en Amerika. zij heeft onderscheidene inrigtingen van weldadigheid voor verwaarloosde kinderen, voor gevallen meisjes enz., en bevordert uitdeeling van tractaatjes en het stichten van jongelingsvereenigingen. Onder genoemde inrigtingen bekleedt het „Rauhe Haus” bij Hamburg eene voorname plaats.