Onder dezen naam vermelden wij:
Constantijn Johan Wolterbeek, vice-admiraal in Nederlandsche dienst en geboren te Steenderen in Gelderland den 5den April 1766. In 1782 werd hij als kadet geplaatst op het schip „Schiedam”, waarmede hij eene reis om den Noord volbragt, werd in 1783 luitenant-titulair op de „Bellona”, keerde in 1785 van eene reis terug en zag zich als luitenant-effectief overgeplaatst op het transportschip„Snoek”, bestemd naar de Middellandsche Zee. Later deed hij eene reis derwaarts met de brik „De Zeeuw”, stevende vervolgens naar Oost-Indië en woonde er eene expeditie bij op de Molukken. In 1794 uit Nederland derwaarts zeilende op de „Brakel” om eene koopvaardijvloot te begeleiden, liep hij te Plymouth binnen en werd aldaar gevangen gehouden, doch later voorloopig op zijn woord ontslagen. Nadat hij in 1798 was uitgewisseld, werd hij in 1799 tot kapitein-ter-zee bevorderd, diende tot 1801 onder den vice-admiraal de Winter, maar volbragt daarna met het eskader van den vice-admiraal Hartsinck eene reis naar Amerika. Na zijn terugkeer werd hij belast met het onderwijs van jongelieden op het fregat „Euridice”. Na de inlijving van Nederland in het Keizerrijk nam hij zijn ontslag, maar trad in 1813 weder in dienst, zag zich in 1814 benoemd tot kommandeur van den Breeden Wimpel, tot bevelhebber der vloot in Oost-Indië bestemd en in 1816 met het ridderkruis der Militaire Willemsorde 3de klasse begiftigd. Weldra werd hij bevorderd tot schout-bij nacht, bewees in onze overzeesche bezittingen groote diensten, werd in 1823 bevelhebber van het eskader in de Middellandsche Zee, ontving de Orde van den Nederlandschen Leeuw, ruimde vele moeijelijkheden met Tripoli en Tunis uit den weg, keerde in 1828 naar Nederland terug, werd in 1830 directeur-generaal en kommadant der marine in het departement van de Zuiderzee, ontving in 1844 pensioen, en overleed in 1845.
Jan Izaak Wolterbeek, een verdienstelijk Nederlandsch geneeskundige, geboren te Utrecht den 19den September 1773. Hij studeerde en promoveerde in zijne geboortestad in de geneeskunde en werd er eerst geneesheer en in 1817 hoogleeraar. In 1838 ontving hij een eervol emeritaat en overleed den 18den September 1853.