Carel Godfried Withuys, een verdienstelijk Nederlandsch dichter, geboren te Amsterdam, den 2den Mei 1794, trad er in 1814 als ambtenaar in dienst. Tijdens de Belgische omwenteling was hij werkzaam als chef der hoofdafdeeling voor wegen en vaarten bij het Amortisatiesyndicaat, werd in 1849 directeur der landsdrukkerij en bleef in die betrekking werkzaam tot aan zijn dood op den 14den Februarij 1865.
Wij hebben van hem: „De slag bij Quatre Bras, lierzang (1815)”, — „Hollands vlag (1831)”, — „Het bombardement van Antwerpen (1831)”, — „De Prins van Oranje, lierzang (1831)”, — „Gedichten (1831)”, — „De Koning stierf, de Koning leev’ (1849)”, — „Gedenkboek van 1830 en 1831, poëzij en proza (1856)”, — „Feestgroet aan de helden der Citadél van Antwerpen bij hunne zamenkomst te 's Hage op den 16den Junij 1857 (1857)”, — „De conscrit, kamerspel (1860)”, — en „Verhalen, romancen en vertellingen (1863)”. Voorts leverde hij bijdragen in jaarboekjes, was eenigen tijd mederedacteur van de „Vaderlandsche Letteroefeningen” en stond gedurende 23 jaar aan het hoofd der redactie van het „Jaarboekje voor Vrijmetselaren”.
