Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

With

betekenis & definitie

With (Witte Cornelisz. de), een beroemd Nederlandsch zeeheld, uit nederigen stand geboren nabij den Briel den 29sten Maart 1699, vertrok in 1616 als kajuitswachter naar Oost-Indië, keerde in 1620 terug, trad in ’s Lands dienst, klom spoedig op en nam als scheepsbevelhebber deel aan den togt van l'Hermite. Daarp werd hij door de West-Indische Compagnie uitgezonden als vlaggekapitein van admiraal Piet Hein, dien hij krachtig ondersteunde bij het veroveren der Spaansche Zilvervloot (1628). Weldra verliet hij de dienst en bekleedde het schepensambt in den Briel (1635 en 1636), terwijl hij er als diaken in de kerkdienst werd bevestigd (1637). Tevens echter zag hij zich benoemd tot vice-admiraal van Holland en West-Friesland, waarna een luisterrijk tijdperk voor hem een aanvang nam.

Hij drong er in 1639 op aan, dat men eene Spaansche vloot van 67 schepen in het Kanaal met slechts 17 bodems zou aantasten, waarbij hij den weg baande tot de glansrijke overwinning, in de volgende maand door ’s Lands vloot op dezelfde Spaansche magt bij Duins bevochten. Vooral bestreed hij de kapers van Duinkerken, en in 1644 en 1645 zag hij zich door de Staten belast met de gewigtige taak, eene aanzienlijke koopvaardijvloot naar het noorden te begeleiden, waar geschillen waren gerezen met den Koning van Denemarken over den Sondtol, waarna hij in 1647 benoemd werd tot bevelhebber van een eskader, bestemd naar de Nederlandsche bezittingen op de kust van Brazilië. Hij bezat een onhandelbaar en hardvochtig karakter en was de schrik van allen, die onder hem dienden, daar hij steeds zijn eigen weg wilde volgen. Ook om zijne meerderen bekreunde hij zich weinig, zoodat hij eigendunkelijk uit Brazilië terugkeerde. Inmiddels hadden de staatkundige twisten in Holland eene noodlottige hoogte bereikt, zoodat, toen de Stadhouder hem in hechtenis deed nemen, de Staten van Holland het besluit namen, hun bevelhebber met geweld te verlossen, hetgeen de Stadhouder echter voorkwam door hem in vrijheid te stellen. Welligt had het procés een bedenkelijken loop genomen, zoo de Stadhouder niet overleden ware; nu werd de oorspronkelijke eisch, namelijk de dood met verbeurdverklaring zijner goederen, aanmerkelijk verzacht, en de With verloor slechts zijne jaarwedde sedert het oogenblik van zijn eigendunkelijk vertrek en behoefde voorts enkel de kosten van zijne gevangenschap en van zijn regtsgeding te betalen. Inmiddels werd de Republiek in een oorlog gewikkeld met Engeland, en nadat deze in Mei 1652 was uitgebarsten had er eene reeks van zeegevechten plaats, waaraan de vice-admiraal de With meestal deelnam. Toen hem in laatstgenoemd jaar tijdelijk het bevelhebberschap was opgedragen, bevond hij zich met ruim 60 schepen op de Vlaamsche kust tegenover eene dergelijke vloot van Blake.

Het gevecht van 8 October was niet beslissend, en vruchteloos verhief de With den volgenden dag zijne stem vóór het voorstel, om den strijd door te zetten. Ziek van verontwaardiging bleef hij eenigen tijd aan den wal en was niet tegenwoordig bij de overwinning, in December bij de Singels op de Engelschen behaald, noch bij den Driedaagschen Zeeslag in het begin van 1653. In April van dit jaar echter vergezelde hij weder eenige koopvaarders naar het noorden en voegde zich vervolgens bij de hoofdvloot onder Tromp. Inmiddels waren de Nederlanders niet voorspoedig in hunne krijgsverrigtingen. Na het sneuvelen van Tromp hield de With den vijand nog eenigzins in ontzag, doch moest met zijne gehavende vloot naar Tessel terugkeeren.

Schoon hij wegens zijne dapperheid aanspraak kon maken op den hoogsten rang, werd het opperbevel opgedragen aan Jacob van Wassenaer, heer van Obdam Nadat hij ten gevolge van den Vrede van Munster eene kortstondige rust had genoten, bood de oorlog, waarin de Republiek zich gewikkeld had, om Denemarken tegen Zweden bij te staan, al weder gelegenheid aan de With, om nieuwen roem te behalen. Hij kommandeerde de voorhoede der vloot, waarmede van Wassenaer den 8sten November 1658 de Zweden in de Sond versloeg. Met zijn schip „Brederode” van de overige schepen verwijderd, streed hij echter uren lang tegen de overmagt, totdat zijn schip en zijn lijk in handen vielen van de Zweden. Deze ontzagen het stoffelijk overschot van den gesneuvelden held en leverden het in handen van van Wassenaer, zoodat het naar het Vaderland vervoerd en te Rotterdam begraven werd, waar de Staten van Holland en de Admiraliteit een praalgraf te zijner eere deden verrijzen.