Witebsk, een West-Russisch gouvernement, grenst aan de gouvernementen Pskow, Smolensk, Mohilew, Minsk, Wilna, Koerland en Lijfland en telt op ruim 820¼de □ geogr. mijl omstreeks 900000 inwoners. De grond is er in het algemeeen heuvelachtig, en in de laagten tusschen deze heuvels vindt men vele meren en moerassen. De gesteenten bestaan er gedeeltelijk uit rooden zandsteen en gedeeltelijk uit kalksteen der Devonische vorming. De bodem is er op den regter oever van de Düna op hooge plaatsen zandig en steenachtig en op lagere leemachtig, terwijl zwerfblokken er in groote hoeveelheid zijn uitgestrooid.
De belangrijkste rivier is er de Düna, die over eene lengte van 742 Ned. mijl door dit gouvernement stroomt en de Mesha, Kaspija, Oella, Drissa en Ewst opneemt. Kleine rivieren spoeden er zich naar het meer Peipoes, en de Lowat naar het Ilmenmeer. Men telt er 2500 meren, en de grootste van deze zijn: de Lubahn (aan de grenzen van Lijfland), de Rasno, de Newel, de Sebesh en de Oswea. Ook de moerassen beslaan er eene aanmerkelijke uitgestrektheid van den bodem. Het klimaat is er betrekkelijk zacht en de lucht gezond. Witebsk is geen vruchtbaar gouvernement, want de grond moet er ijverig worden bewerkt en goed gemest, en de oogsten zijn er alleen in gunstige jaren toereikend voor de behoeften der bevolking. De aardappel vervangt er het brood. Er wordt veel vlas verbouwd, en dit vormt er een belangrijk artikel van uitvoer naar Riga.
Intusschen is nog 43% der oppervlakte met bosch bedekt. Het dierenrijk levert er: paarden, runderen, schapen, zwijnen, visschen en veel wild, — het rijk der delfstoffen: bouw- en slijpsteenen, kalk, klei en vollers-aarde. De inwoners, die meerendeels de R. en Grieksch Katholieke godsdienst belijden, bestaan voornamelijk uit Wit-Russen, Lithauers en Polen, en daarenboven uit Groot-Russen, Israëlieten en Duitschers, inzonderheid in de nabij Lijfland gelegene gewesten. Behalve landbouw zijn er veeteelt, jagt en visscherij belangrijke bronnen van bestaan; voorts geeft de vaart op de Düna en het werk bij den aanleg van wegen en spoorwegen aan velen het dagelijksch brood. De nijverheid bepaalt er zich hoofdzakelijk bij brandewijnstokerij, looijerij, weverij en tabakskerverij.
De handel wordt er door de Düna, het Beresina-kanaal, dat de Düna met de Dnjepr verbindt, en door den spoorweg van Witebsk naar Smolensk en aan de andere zijde naar Dünaburg bevorderd; daarlangs worden vooral vlas, lijnzaad, timmerhout en huiden uitgevoerd. Tot de invoer-artikelen behooren er: graan uit Smolensk, laken uit Grodno, koloniale waren en galanterieën uit Riga en Moskou enz. De aanzienlijkste handelsplaats is er Witebsk, en het gouvernement is verdeeld in 12 arrondissementen. Witebsk vormde te voren een gedeelte van het vorstendom Polozk, viel in de 14de eeuw ten deel aan Lithauen, werd een woiwodeschap, kwam in 1792 bij de eerste verdeeling van Polen onder de heerschappij van Rusland en werd in 1796 met Mohilew tot het stadhouderschap Wit-Rusland vereenigd, doch in 1802 daarvan gescheiden en tot een zelfstandig gouvernement verheven. — De evenzoo genoemde hoofdstad, aan beide zijden van de Düna, is door spoorwegen met Dünaburg en Smolensk verbonden, telt meer dan 30 kerken, waaronder zich 6 R. Katholieke en ééne Protestantsche bevinden, 2 synagogen, onderscheidene kloosters, een keizerlijk paleis, een gymnasium, een schouwburg, groote magazijnen van koopwaren, een hospitaal en andere instellingen van weldadigheid, looijerijen, medefabrieken, een levendigen handel en ruim 31000 inwoners.