Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wiprecht de Oudere

betekenis & definitie

Wiprecht de Oudere, graaf van Groitzsch, gesproten uit het Huis der graven von Arneburg, verruilde zijne stamgoederen in de Altmark met de bezittingen van graaf Udo von Stade in de omstreken van Pegau en Groitzsch in het hedendaagsche Saksen, verwierf door zijn huwelijk met Jutta (1086), eene dochter van Wratislaw, hertog van Bohemen, ook de Oberlausitz en door keizer Hendrik IV, dien hij op een togt naar Italië vergezelde, voorts nog Leisnig, Lauterstein en Dornburg. In 1096 stichtte hij het klooster te Pegau en later dat te Reinersdorf aan de Unstrut. Wegens de verdeeldheden over de erfopvolging in Bohemen kwam hij in botsing met keizer Hendrik V en moest in 1110, om de vrijheid van zijn zoon Wiprecht de Jongere te verwerven, Leisnig, Morungen en de Oberlausitz afstaan. Wegens de goederen van den graaf van Weimar, welke Hendrik V zich toegeëigend had, ontstond een nieuwe strijd, zoodat hij in 1113 door den keizerlijken veldheer graaf Hoyer von Mansfeld in een gevecht bij Warnstadt gevangen genomen en door eene regtbank van Vorsten te Würzburg ter dood veroordeeld werd.

De zoon redde wel is waar het leven van zijn vader door Groitzsch en andere goederen aan den Keizer af te staan, maar Wiprecht de Oudere bleef niettemin bij voortduring in hechtenis. Toen kwamen zijne zonen Wiprecht de Jongere en Heinrich gezamenlijk in opstand tegen den Keizer, bragten in 1115 in den slag bij het Welfesholz in het land van Mansfeld aan Hoyer de nederlaag toe, veroverden Groitzsch en noodzaakten den Keizer, hun vader op vrije voeten te stellen. Nu kwam deze weder in de gunst bij den Keizer, die hem niet alleen zijne bezittingen teruggaf, maar hem daarenboven het burggraafschap Magdeburg en de Niederlausitz schonk. Wiprecht wist zich in het bezit van deze goederen te handhaven en verloor alleen de mark Meiszen aan Koenraad van Wettin. Op eene reis werd hij door het vuur zwaar gewond, zoodat hij zich in het klooster Pegau in de monnikspij hulde en aldaar in 1124 overleed. Zijn geslacht stierf eerlang uit in de mannelijke lijn en zijne goederen vervielen meestal aan het Huis Wettin.

< >