Windsor, eene stad in het Engelsche graafschap Berks, ten westen van Londen, op den regter oever van de Theems, over welke aldaar eene brug is gelegd naar het dorp Eton, vermaard wegens zijne school, heeft een stadhuis, een schouwburg, kazernes, eene Latijnsche school en omstreeks 12000 inwoners. Deze stad is merkwaardig wegens het aldaar gelegen koninklijk kasteel Windsor Castle, op een heuvel zich verheffend en sedert ongeveer acht eeuwen de voornaamste residentie der Engelsche Koningen. Reeds de Saksische Vorsten bezaten een paleis te Windsor, maar Eduard de Belijder schonk dit aan de Westminster-abdij. Willem de Veroveraar kreeg door ruiling Windsor weder in bezit en bouwde het kasteel, hetwelk Eduard III, die er het levenslicht had aanschouwd, door Willem van Wijkeham geheel deed vernieuwen.
Elizabeth hield er dikwijls haar verblijf. Karel I werd te Windsor bijgezet en Karel II vertoefde er doorgaans des zomers. Het kasteel is zijne tegenwoordige gedaante en inrigting verschuldigd aan George IV, die aanzienlijke sommen aan de herstelling besteedde. Het geheel beslaat eene oppervlakte van nagenoeg 5 Ned. bunder en is verdeeld in twee hoven, die door den Ronden Toren van elkander gescheiden zijn. Uit den Bovenhof komt men op een terras met een prachtig uitzigt. Aan zijne noordzijde liggen de staats- en audientie-zalen, aan de oostzijde de vertrekken der Koningin en aan de zuidzijde de kamers der voornaamste Hofbedienden. De Benedenhof bevat de St. George’s-kapél (in 1351—1474 gesticht), door een onderaardschen gang met het Mausoléum verbonden. De zalen en verdere vertrekken van het kasteel zijn fraai gedecoreerd en met kostbare schilderijen versierd. In de St. George-zaal (51 Ned. el lang) hebben de plegtigheden der Orde van den Kouseband plaats, en in de Waterloo-zaal hangen de portretten van staatsmannen en legerhoofden, die zich in de jaren 1813—1815 verdienstelijk hebben gemaakt. In het Kleine park, bij het kasteel gelegen (ruim 20 Ned. bunder groot), heeft men Frogmore, een koninklijk buitenverblijf, en het Mausoléum van prins Albert (van Grüner). Het Groote park (730 Ned. bunder groot) is doorsneden van eene laan ter lengte van 4 Ned. mijl, aan wier uiteinde zich een ruiterstandbeeld van George III (van Westmacott) verheft. Ook heeft men in dat park het Virginia Water, een kunstmatigen vijver met schilderachtige zoomen.