Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wilsen

betekenis & definitie

Wilsen (Frans Carel), een Nederlandsch novellenschrijver, geboren te Weenen in Oostenrijk den 6den April 1814, trad in Oostenrijksche krijgsdienst, nam in 1839 als luitenant zijn ontslag, begaf zich naar zijn neef Botgorschek te ’s Gravenhage en vertrok in 1842 als vrijwilliger naar de Oost, waar hij op Sumatra’s Westkust bij terreinopnemingen werkzaam was. Van 1855 tot 1867 was hij chef der militaire topographische terreinopnemingen en van 1870 tot 1875 chef van het teekenbureau der statistiek. Daarop vroeg en verkreeg hij een eervol ontslag en werd redacteur van het dagblad: „De Indiër”. Voorts schreef hij: „Boro-Boedoer, tekst- en plaatwerk (1848 en 1853)”, — „Lain dooeloe, lain sakarang of voorheen en thans, schetsen uit Oost-Indië (1869, 2 dln)”, — „De duivel op Java.

Nederlandsch-Indische novelle uit onzen tijd (1870)”, — „Naar Europa (1871, 2 dln)”, — „Njonja Koo en tante Leen. Indisch verhaal uit den tegenwoordigen tijd (1872)”, — „Uit de Koningin van het Oosten. Verhaal uit Batavia (1873, 2 dln)”, — „Door vuur en water. Verhaal uit Midden-Java (1873)”, — „Elk zijn deel. Indisch verhaal (1874)”, — „Boven op de sterren (2 dln)”, — en „Humoristische reis van Willem bij ’t Handje (1876)”.

< >