Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Weichsel

betekenis & definitie

Weichsel (De), in het Poolsch Wisla en in het Latijn Vistula, eene groote rivier, ontspringt in Oostenrijksch Silézië en wél in het arrondissement Teschen aan de noordelijke helling der Beskiden en ontleent haar bestaan aan de vereeniging van de Witte, Kleine en Zwarte Weichsel (Biala, Molinka en Czorna) in het dorp Weichsel (Wisla), vormt hier een waterval ter hoogte van omstreeks 58 Ned. el en stroomt door een rotsdal tot aan de stad Schwarzwasser, waar zij de bergstreek verlaat. Zij scheidt hier Pruissisch Silézië van Oostenrijksch Silézië en Galicië, — voorts na het opnemen van de Przemza in eene noordoostehjke rigting Polen van Galicië en treedt beneden Sandomir en na het ontvangen van de San geheel en al op Poolsch grondgebied. Zij stroomt door dit land met een wijden, naar het westen geopenden boog. Bij Pulawy verlaat zij de Zuid-Poolsche hoogvlakte, stroomt echter nog tot aan den mond der Piliza door een vrij naauw dal met, begroeide zoomen.

Van Pulawy af slingert zg ter breedte van 250 tot 450 Ned. el door eene uitgebreide vlakte tusschen lage oevers, bespoelt Warschau en Nowogeorgiewsk (Modlin), begeeft zich na het ontvangen van de Narew naar het westen en noordwesten, grenst aan de regter zijde weder aan hooge, steile oeverzoomen, vloeit langs Plozk en Wlozlawsk en begeeft zich met eene breedte van 850 Ned. el 15 Ned. mijl boven Thorn op Pruissisch grondgebied. Beneden den mond van de Brahe en van het Bromberger Kanaal baant zij zich, in noordnoordoostelijke rigting Kulm, Schwetz en Graudenz bespoelend, een weg door den Pruissischen Landrug. Hier stroomt zij, terwijl zij zich meermalen in armen verdeelt en boschrijke eilanden en zandplaten vormt, door een diep dal, hetwelk van Thorn af tot aan de Montauer Spitze gemiddeld 8 Ned. mijl breed is. Zij spoedt zich nu eens langs eene oostelijke en dan weder langs eene westelijke oeverhoogte en is er aan eene der beide zijden door eene uitgebreide laagte vergezeld. Bij de Montauer Spitze verdeelt zich de rivier in twee armen, de Weichsel en de Nogat. Laatstgenoemde arm was vóór geruimen tijd van geringe beteekenis, maar door de natuur en de kunst werd hij allengs breeder en dieper, zoodat hij eindelgk meer water bevatte dan de Weichsel, hetwelk groote oneenigheden heeft doen ontstaan tusschen Dantzig en Elbing. In 1844—1857 is de oude ingang tot de Nogat verstopt en tevens 4 Ned. mijl lager een kanaal (het Weiehsel-Nogatkanaal) geopend. De Nogat, 57 Ned. mijl lang, heeft na dien tijd veel water verloren en is op haar bovenste gedeelte naauwelijks bevaarbaar, stroomt langs Marienburg en valt met onderscheidene monden in het Frische Haff.

Door het Kraffohlkanaal (5½ Ned. mijl lang) heeft zij gemeenschap met Elbing. De Nogat en de Weichsel stroomen door eene zeer vruchtbare delta, welke tusschen Dantzig en Elbing eene breedte heeft van 25 Ned. mijl, zich slechts weinig boven de oppervlakte der zee verheft, zelfs hier en daar beneden den spiegel der Oostzee gelegen is en den naam van Werder draagt; door deze delta stroomt de Weichsel langs Dirschau in noordelijke rigting naar Dantziger Hoofd, waar op den regter oever de Elbinger Weichsel een zijtak vormt, die met onderscheidene armen zich uitstort in het Frische Haff. De hoofdrivier wendt zich nu naar het noordwesten en ontlast zich sedert de doorbraak der duinen in den nacht van den 1sten op den 2den Februarij 1840 bij Neufahr in de Oostzee. Deze mond is sterk verzand en niet geschikt voor de scheepvaart, welke plaats heeft over de oude Weichselbedding langs Dantzig. Door de sluis van Grosz-Plehnendorf nabij de doorbraak van Neufahr van de Weichsel gescheiden, staat de waterhoogte in dien buitenarm gelijk met die der Oostzee. De schepen bereiken de Oostzee bij Neufahrwasser, waar de oude mond (de Norderfahrt) thans afgedamd is, door het kanaal Westerfahrt of Neufahrwasser. De bron van deze rivier, welke een stroomgebied heeft van ongeveer 3600 □ geogr. mijl, de plaats waar zij Pruissen bereikt, en haar mond liggen nagenoeg onder denzelfden meridiaan (18°50' O. L. van Greenwich). Hare lengte bedraagt 1050 Ned. mijl, en van deze zgn 251 in Pruissen gelegen.

De waterspiegel der rivier verheft zich aan den mond der Przemsa 228, bij Thorn 35 en bij Dirchau 3 Ned. el boven de oppervlakte der zee. De diepte, in haar benedenloop afwisselend tusschen 2 en 6 Ned. el en in de haven van Dantzig 5,6 Ned. el bedragend, is wegens de verplaatsing van reusachtige massa’s zand in de verschillende jaren zeer verschillend. Aan den mond der Przemsa wordt de Weichsel bevaarbaar voor kleine, bij Krakau voor middelmatige en bij Zawichost, beneden den mond van de San, voor grootere vaartuigen; zeeschepen kunnen Dantzig bereiken. Door het Bromberger kanaal heeft de Weichsel gemeenschap met de Oder. De aanzienlijkste zijrivieren van de Weichsel zijn aan den linker oever: de Przemsa, de Piliza, de Bzura, de Brahe, de Schwarzwasser, de Montau, de Terse en de Mottlau met de Radaune, — en aan den regter oever: de Sola, de Dunajez, de Wisloka, de San, de Wieprz, de Narew met de Boeg, de Drewenz, de Ossa en de Liebe (Oude Nogat). In de Weichsel vindt men een groot aantal zandbanken, die bij elke opstuwing van het rivierwater gewijzigd worden en de scheepvaart belemmeren. Jaarlijks heeft men er tot driemaal toe overstroomingen: de eerste en gevaarlijkste in April met een duur van omstreeks twee weken, de tweede omstreeks St. Jan en de derde 4 weken daarna. Gemiddeld vriest de Weichsel den 24sten December bij Warschau digt, om zich eerst den 7den Maart van haren winterboei te ontslaan. Wegens een bijzonder vroegen ijsgang had in December 1876 eene noodlottige doorbraak plaats, welke de geheele lage vlakte tusschen de Nogat, de rivier Elbing en den rijweg naar Marienburg prijs gaf aan het water. Op de rivier gebruikt men platboomde vaartuigen van verschillende grootte, welke na het lossen gesloopt en verkocht worden, alsmede vele vlotten en eindelijk ijzeren schepen, die door sleepbooten naar hunne bestemming worden gebragt. Het rivierwater is rijk aan een vet, leem- en kleiachtig slib, dat aan de overstroomde landen eene ongemeene vruchtbaarheid verleent. Ook bevat de Weichsel veel visch. Als waterweg bewijst deze rivier onschatbare diensten aan landbouw, nijverheid, handel en scheepvaart; langs hare wateren worden inzonderheid groote hoeveelheden graan en hout naar Dantzig gebragt. Onderscheidene forten en vestingen beheerschen dezen stroom, zooals: Krakau, de Alexandercitadél bij Warschau, Thorn en Dantzig, en zij heeft in Pruissen bij Thorn en Dirschau vaste bruggen.