Weert (Jan van), een vermetel partijganger en kavalierie-generaal uit den Dertigjarigen Oorlog, werd geboren te Weert in Limburg in den aanvang der 17de eeuw, aanvaardde den naam van zijne geboorteplaats, werd ruiter onder Spinola, woonde het beleg bij van Bergen-op-Zoom, werd eerlang bevorderd tot officier en had reeds in 1632 als kolonel zoo grooten roem verworven, dat hij in den adelstand werd opgenomen en bevel voerde over verschillende regimenten ruiterij, waarmede hij in Beijeren en in de Pfalz vele lauweren behaalde. In December van laatstgenoemd jaar versloeg hij het Zweedsche korps te Hervieden, veroverde 2 kanonnen en 10 vaandels, noodzaakte drie regimenten, de wapens neder te leggen en werd generaal. Nu opende hij den veldtogt van 1633 met eene reeks van stoute wapenfeiten; hij overviel den 24sten Maart zelfs hertog Bernhard van Weimar in het hoofdkwartier te Altenried, waar deze naauwelijks aan de gevangenneming ontsnapte, — alsmede in October generaal Speerreuter bij Augsburg en kolonel Taafadel bij Eichstadt. Toch veroverde Bernhard de gewigtige vesting Regensburg en behaalde de overwinning aan de monden van de Isar.
In 1634 onderscheidde zich van Weert in den slag bij Nördlingen, deed in 1635 strooptogten in den Elzas, overviel Philipsburg en ontzette Spiers, terwijl eene verrassing bij Toul zijn roem verhoogde. In het volgende jaar rukte hij uit de Nederlanden voorwaarts tot vóór de poorten van Parijs. Voorts overviel hij Ehrenbreitstein en bestormde hij Seligenstadt in 1637, in welk jaar hij bij herhaling gewond werd. In 1638 bevocht hij bij Rheinfelden de zegepraal op Bernhard van Weimar, maar werd twee dagen later op dezelfde plaats geslagen en gevangen genomen. Men bragt hem naar Vincennes, en eerst in 1642 werd hij tegen generaal Horn uitgewisseld. Na zijn terugkeer volbragt hij weder stoute strooptogten en bemoeijelijkte het approvisionnement der Franschen zoo zeer, dat deze bij scharen het leger verlieten. In 1643 streed hij onder het opperbevel van Mercij en vernielde bij Tuttlingen nagenoeg de geheele vijandelijke krijgsmagt. In 1646 redde hij in den slag bij Nördlingen na den dood van Mercy het geheele R. Katholieke leger.
Door geheime onderhandelingen tusschen Frankrijk en Beijeren erlangde de veldtogt van 1646 een dubbelzinnig karakter. Op aansporing van den Keizer besloot hij, het geheele Beijersche leger afvallig te maken van den Keurvorst en tot den Keizer te brengen. Reeds waren daartoe de voorbereidende maatregelen genomen, toen de Beijeren het plan doorzagen en hem gehoorzaamheid weigerden. Zelfs wilden zij hem gevangen nemen, zoo dat hij ter naauwer nood naar het Keizerlijk leger kon ontsnappen. Hier werd hij met onderscheiding ontvangen, tot graaf verheven en met het bevel over de ruiterij belast.
Den 30sten Julij 1647 redde hij den Keizer uit een dreigend gevaar bij een onverwachten aanval der Zweden en zelf bragt hij aan deze éenige dagen daarna eene nederlaag toe. In 1648 echter vatte hij de wapens weder op voor Beijeren en bewees groote diensten. Hij maakte een einde aan den oorlog door de overrompeling van Dachau. Daarop nam hij zijn ontslag en overleed den 11den September 1652.