Warmbloedige dieren is de gemeenschappelijke naam der beide eerste klassen van dieren in het stelsel van Linnaeus, namelijk van die der zoogdieren en der vogels. Deze uitstekende natuurkenner verdeelde het geheele dierenrijk in zes klassen naar gelang van den toestand van het hart en van het bloed. Die met een hart met 2 kamers en twee ooren en met warm rood bloed bevat de jongenbarende of de zoogdieren en de eijerenleggende of de vogels, — die met een hart met ééne kamer en één oor en met koud rood bloed de dieren met longen en kieuwen of de amphibiën en die met uitwendige kieuwen of de visschen, — en die met een hart met ééne kamer zonder ooren en met een koud, bleek vocht die met sprieten of de insecten en die met voeldraden of de wormen.
Bij de warmbloedige dieren bedraagt de warmte tusschen 30 en 40° C., in welke middenstof zij ook leven. Bedekkingen, welke slechts warmtegeleiders zijn, zooals haar, vederen en het kleed bij de menschen, bevorderen de standvastigheid van dien warmtegraad.