Wap (Jan Jacobus Franciscus), een verdienstelijk Nederlandsch dichter en letterkundige, geboren te Rotterdam den 1sten Mei 1800, ontving zijne opleiding eerst te Leiden en vervolgens te Gent en verkreeg het doctoraat in de letteren. Te Leiden kwam hij in kennis met Bilderdijk en bezorgde de uitgave van een vijftal bundels van dien dichter, welke te Brussel werden ter perse gelegd. Bij de stichting der Koninklijke militaire Académie te Breda in 1828 werd hij aldaar leeraar in de Nederlandsche taal en letterkunde, aardrijkskunde en geschiedenis en bleef als zoodanig werkzaam tot 1840. Hij volbragt onderscheidene buitenlandsche reizen, knoopte betrekkingen aan met verschillende geleerden, leverde een groot aantal vertaalde en oorspronkelijke werken, hield na 1840 op verschillende plaatsen zijn verblijf en overleed te Delft den 7den Maart 1880.
Van zijne geschriften vermelden wij: „Antwoord aan de verdwaalden onder mijne landgenooten (1828)”, — „Griekenland en Byron. Gedicht (1829)”, — „Aan de Belgen. Gedicht naar het Latijn (1830)”, — „Briefwisseling met mr. W. Bilderdijk (1832)”, — „Mijne reis naar Rome in 1832 , 2 deelen”, — „Gedenkboek der inhuldiging van koning Willem II (1842)”, — „Koorgezangen, met goud bekroond door De Taal is gansch het Volk”, — „Geschiedenis van het land en der Heeren van Kuyk (1858, met zilver bekroond door het Provinciaal Genootschap van Noord-Brabant)”, — „Het krooningsfeest van keizer Karel V te Bologna, 24 Februarij 1530 (1859)”, — „Het gezantschap van den Sultan van Atchin in 1602 aan prins Maurits van Nassau en de oude Nederlandsche Republiek (1862)”, — „De tentoonstelling van Nederlandsche oudheden te Delft (1863)”, — „Bloemlezing — honderd stuks — met de poëzij mijner laatste vijfentwintig jaren (1865)”, — „De Kerk (1868)”, — „Sophokles Antigoné met de koren van dr. Felix Mendelssohn Bartholdy (1872)”, — „Bilderdijk. Een bijdrage tot zijn leven en werken (1873)”, — „Bloemlezing uit de poëzij mijner laatste tien jaren (1874)”, — en „Gewijde poëzij (24e druk, 1875)”. Voorts stichttte hij in 1845 met J. J. L. ten Kate te ’s Gravenhage een Hollandsch-Fransch tijdschrift, getiteld: „De Kunstspiegel”, hetwelk in 1850 werd opgevolgd door „Astraea” dat gedurende 6 jaar door Wap werd geredigeerd.