Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gent

betekenis & definitie

Gent, de hoofdstad der Belgische provincie Oost-Vlaanderen en weleer van het geheele graafschap Vlaanderen, is door kanalen verdeeld in 26 eilanden, welke door een groot aantal bruggen verbonden zijn. De stad heeft nagenoeg 4 uur gaans in omtrek, waarin echter tuinen, bleekerijen enz. besloten zijn, 28 pleinen, 18 markten en ruim 121000 inwoners. Van de merkwaardigste kerken en kapellen noemen wij: De hoofdkerk van St.

Bavo met de praalgraven der bisschoppen van Gent, 24 rijkversierde kapèllen en een beroemd schilderstuk van de gebroeders van Eyck, alsmede de St. Michaëls-kerk. Van de overige gebouwen onderscheiden zich: De Gravensteen, een overblijfsel van den eersten burgt der Vlaamsche graven, — de ruïnen van het Prinsenhof, waar Karel V geboren werd, — het fraaije, in spitsboogstijl gebouwde raadhuis met eene sierlijke Griekshe colonnade, — het universiteitsgebouw, — een beffroi of versterkte toren van 1183, — het fraaije paleis van justitie, — het bisschoppelijk paleis, — en de citadèl.

Gent is de zetel van een bisschop, van een hof van appèl voor geheel Vlaanderen en van andere regtbanken. Er bevindt zich eene universiteit met eene bouw-académie, een Koninklijk athenaeum, een bisschoppelijk seminarium, eene schilder-académie met een muséum, een conservatorium voor muziek, een prachtige schouwburg (een der schoonste van ons werelddeel), verschillende genootschappen voor kunst en wetenschap, eene boekerij van 100000 deelen, een botanische tuin, talrijke hospitalen en weeshuizen, een atelier de charité (werkhuis voor behoeftigen), 7 monniken- en 14 nonnenkloosters, en twee gestichten voor bagijnen, beiden van 1234. Hoewel de stad geenszins op een bloei kan bogen als in de 15de eeuw, toen er 40000 linnen- en wolwevers waren en door de scheiding van België en Nederland een aanmerkelijk nadeel ondervond, bezit zij nog belangrijke fabrieken, inzonderheid spinnerijen van linnen en katoenen garens, voorts laken-, leder-, papier- en tapijtfabrieken, ijzergieterijen, suikerraffinaderijen, looijerijen enz. Beroemd is er ook de bloemkweekerij met ongeveer 400 oranjerieën, zoodat er prachtige bloemententoonstellingen worden gehouden.

Deze stad wordt reeds vermeld in de 7de eeuw. In 868 stichtte graaf Boudewijn er een burgt, om zich tegen de Noormannen te beveiligen. Keizer Otto de Groote maakte in den strijd tegen de graven van Vlaanderen zich daarvan meester, doch laatstgenoemden verdreven omstreeks het jaar 1000 den Keizerlijken burggraaf. Onder hunne heerschappij breidde de stad zich aanvankelijk uit, zoodat zij in de dagen van Philippus van Valois en Karel VI van Frankrijk 50000 man in ’t geweer kon brengen. Dit schonk den Gentenaren moed, om hunne regten tegenover hunne Vorsten met geweld van wapenen te handhaven. Zij deden zulks onder aanvoering van Jacob van Artevelde (zie aldaar) tegen graat Louis de Crecy in de eerste helft der 14de eeuw, — voorts in 1385 tegen de verheffing van Filips de Stoute tot graaf van Vlaanderen, — alsmede in 1450 tegen Filips de Goede, hertog van Bourgondië, toen deze eene nieuwe belasting legde op zout en graan. Hierbij bragten zij een leger van 30000 man te velde, verwoestten ongeveer 800 dorpen en hielden 3 jaar stand, totdat zij in den slag bij Aalst overwonnen werden. Toen Maria van Bourgondië, die er haar verblijf hield, na den dood haars vaders haren kanselier Hugonet en den sire d’Humbercourt naar Bodewijk XI had afgevaardigd, om aannemelijke vredesvoorwaarden te bedingen, werden die twee mannen als landverraders door de Gentenaren gevangen genomen, ter dood veroordeeld en in tegenwoordigheid der Vorstin, die vruchteloos genade voor hen vroeg, onthalsd.

Na haren dood noodzaakten zij haren echtgenoot, Maximiliaan van Oostenrijk, om den voor hem en voor de Nederlanden zoo nadeeligen Vrede van Arras (23 December 1482) te sluiten, omdat zij een afkeer hadden van dien regent, en in 1539 weigerden zij, zich beroepende op hunne privilegiën, eene belasting te helpen betalen, die aan het graafschap Vlaanderen was opgelegd. Maria, de zuster van Karel V, deed toen, als landvoogdes der Nederlanden, al de Gentsche kooplieden, welke zich buiten de stad bevonden, in hechtenis nemen met de bedreiging, dat zij in den kerker zouden smachten totdat de stad zich onderwierp. Toen verkozen de Gentenaren, een eigen bestuur en verjoegen den adel en de aanhangers der regéring. Karel V echter naderde uit Spanje met eene aanzienlijke magt, dempte den opstand, deed 26 aanvoerders van dezen ter dood brengen, verklaarde al de privilegiën, inkomsten en wapenen der stad vervallen, en legde haar eene boete op van 150000 goudguldens benevens eene jaarlijksche contributie van 6000 gulden. , In 1576 kwam er tusschen Holland en Zeeland aan de ééne en de zuidelijke provinciën der Nederlanden aan de andere zijde de Pacificatie van Gent tot stand, een bondgenootschap tegen de Spaansche heerschappij. In het algemeen nam Gent ijverig deel aan den Nederlandschen vrijheidsoorlog, totdat zij zich in 1584 onder harde voorwaarden aan den hertog van Parma moest overgeven.

Het vertrek van vele inwoners, brandschattingen en de gruwelen van den oorlog hadden er aan de welvaart een gevoeligen knak gegeven. Gedurende de oorlogen van Lodewijk XIV tegen de Nederlanden, den Spaanschen, en later den Oostenrijkschen Successieoorlog werd Gent meermalen door de Franschen veroverd. Ten tijde der Fransche heerschappij was zij de hoofdstad van het Schelde-departement, en Lodewijk XVIII vertoefde er gedurende de Honderd Dagen. Bij de afscheuring van België van Nederland vervulde zij eene belangrijke rol als de zetel der Oranjepartij, en in onze dagen bekleedt zij op eene waardige wijze den rang van tweede stad des Koningrijks.