Vuur (Het) is een verschijnsel, hetwelk ontstaat door eene gelijktijdige ontwikkeling van licht en warmte. Ontstaat het bij vaste en vloeibare ligchamen, zoo geeft men daaraan den naam van gloed, — ontstaat het bü gassen, zoo bestempelt men het met den naam van vlam. Licht zonder warmte is geen vuur, maar phosphorescentie. In de dagen der Oudheid hield men het vuur voor iets stoffelijks, en Aristóteles noemt het één der vier elementen.
Zie voorts onder Licht en Warmte. — Men geeft den naam van vuren ook aan de werkplaatsen tot de bereiding van smeedijzer, — en het vuren bij het leger in het afschieten van vuurwapenen. In den oorlog bezigt men voorts vloeibaar vuur (liquid flre), eene oplossing van phosphorus in zwavelkoolstof, om gebouwen in brand te schieten, en de Roodhuid geeft dezen naam aan sterken drank, — Lotharingsch vuur (feu Lorrain), een mengsel van chloorzwavel met phosphorhoudende zwavelwaterstof, dient tot hetzelfde doel, alsmede een nieuw Grieksch vuur, bereid uit 300 Ned. wigtjes benzine met 0,5 Ned. wigtjes kalium, hetwelk men op het water werpt om schepen te verbranden. Nog krachtiger tot dit oogmerk werkt een mengsel van 3 deelen benzine met 1 deel phosphorhoudende zwavelkoolstof.