Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Vrijhaven

betekenis & definitie

Vrijhaven (Eene) noemt men eene aan de kust gelegene koopstad, die voor alle vlaggen openstaat en geheel of gedeeltelijk vrij is van alle belastingen, gewoonlijk met uitzondering van het gebruikelijke havengeld. Van haar onderscheidt zich de geslotene haven daardoor, dat deze niet toegankelijk is voor schepen van vreemde natiën. Vrijhavens ontstonden in tijden, toen de regéringen van meening waren, dat zij door het beperken en belasten van den handel de welvaart van een land konden verhoogen. Hare geschiedenis staat alzoo in het naauwste verband met die van den handel.

Venetië en Genua bijv. bereikten als vrijhavens een hoogen trap van bloei, maar hadden dezen vooral ook aan hunne ligging en aan den ondernemingsgeest der inwoners te danken. Niettemin openden de Vorsten hier en daar vrijhavens in de hoop, dat men ook daar dezelfde voordeelen zou verkrijgen. Frederik de Groote verleende in 1751 de regten van eene vrijhaven aan Emden, en ook in Frankrijk, Portugal en Spanje werden vrijhavens geopend, terwijl men in Engeland het entrepôtstelsel (warehousing System) huldigde. In onzen tijd zijn de vrijhavens eigenlijk niet anders dan entrepôtplaatsen of markten voor den tusschenhandel. Zulk eene plaats is Triëst met betrekking tot de oostelijke helft van de Middellandsche Zee, en ook Fiume is eene Oostenrijksche vrijhaven. De vrijhavens van het Duitsche rijk zijn Hamburg en Bremen. De Engelschen hebben Aden in Arabië tot eene vrijhaven gemaakt, — de Denen St. Thomas in WestIndië, — en de Nederlanders Manado en Kema op Celébes, alsmede de havens van Amboina, Banda, Ternate en Kajelie.