Voogdij is de zorg en het toezigt over den persoon en de goederen van den minderjarige. De bepalingen daaromtrent zijn te vinden in den 16den titel van ons Burgerlijk Wetboek. In elke voogdij, behalve voor verpleegden in gestichten vnn weldadigheid, wordt, behalve de voogd, een toeziende voogd benoemd. Voor de betrekking van voogd of toezienden voogd zijn onbevoegd: minderjarigen, zij die zich onder curatéle bevinden, vrouwen (behalve de moeder) en allen, die in persoon of wier vader, moeder, echtgenoot of kinderen een regtsgeding voeren, waarin de staat van een minderjarige, zijn fortuin of een aanmerkelijk deel van zijn goed betrokken is.
Voorts kunnen er van uitgesloten of ontzet worden, die tot eene onteerende straf zijn veroordeeld, die een slecht levensgedrag leiden, die onbekwaamheid of ontrouw aan den dag leggen, die van eene andere voogdij zijn ontzet, en die in staat van faillissement of kennelijk onvermogen verkeeren. De voogd, evenals de toeziende voogd, wordt voor den kantonregter beëedigd, draagt zorg voor de minderjarigen en vertegenwoordigt hen in alle burgerlijke handelingen. Hij is verpligt de goederen der minderjarigen als een goed huisvader te besturen en blijft verantwoordelijk voor zijn beheer. Na het aanvaarden der voogdij gaat hij over tot inventarisatie dier goederen en doet om de twee jaren aan den toezienden voogd eene summiere rekening en na het ophouden der minderjarigheid eene slotrekening. De toeziende voogd behartigt de belangen van den minderjarige, wanneer deze in strijd zijn met die van den voogd. Hij ziet toe op de handelingen van dezen en eischt bij ontrouw of nalatigheid diens afzetting.