Vlissingen, eene stad in de Nederlandsche provincie Zeeland, aan den mond der Wester-Schelde en op de zuidkust van het eiland Walcheren gelegen, heeft onderscheidene kerken, onder welke zich de St. Jacobskerk van 1328 bevindt, eenige fabrieken en omstreeks 10000 inwoners. Zij was tot vóór korten tijd eene aanzienlijke oorlogshaven, die in 1810—1812 door Napoleon I zeer werd versterkt, nadat de Engelschen haar in 1809 eenige maanden in handen gehad en bij hun aftogt de voormalige vestingwerken gedeeltelijk verwoest hadden. Sedert 1865 deed de regéring er pogingen, door het besteden van aanmerkelijke sommen, de stad in eene handelshaven te herscheppen, waartoe zij door hare ligging eene uitmuntende gelegenheid aanbiedt. In de eerste plaats toch werd het Sloe afgedamd en Vlissingen in verband gebragt met het Nederlandsch-Duitsche spoorwegnet.
Voorts werd een breed kanaal gegraven van Vlissingen over Middelburg naar Veere. Tevens bouwde men er ruime havenwerken, geschikt voor de grootste zeeschepen; zij werden den 8sten September 1873 door den Koning geopend. Zij bevinden zich aan de oostzijde der stad en bestaan uit eene buitenhaven en twee binnenhavens, welke laatsten uitkomen in een breed kanaal, dat door grootsche sluizen met de buitenhaven en met het kanaal van Walcheren verbonden is. Ook het voormalig dok der marine heeft gemeenschap met dat kanaal. De buitenhaven is 660 Ned. el lang en 6—10 Ned. el diep naar gelang van den waterstand, en haar mond 180 Ned. el breed en beveiligd door twee zware dammen van basalt. De binnenhavens zijn 450—500 Ned. el lang en 100—200 Ned. el breed, en hare diepte kan gebragt worden op 8,25 Ned. el; deze diepte vindt men ook in het kanaal van Walcheren over zijne geheele lengte (13400 Ned. el). Hierbij komt nog een droog dok, zoodat Vlissingen alle eigenschappen bezit van eene handelshaven van den eersten rang. Niettemin zijn de daarop gebouwde verwachtingen tot nu toe geenszins vervuld. — Deze stad, al is het ook eene dwaasheid, hare stichting wegens overeenkomst van naam aan Ulysses toe te schrijven, is zeer oud en ontleende haren oorsprong aan het nabijgelegen Oud-Vlissingen, dat men reeds in de 12de eeuw vindt vermeld, terwijl er in de 13de eeuw een kasteel verrees.
Door hare gunstige ligging ontwikkelde zij zich zeer voorspoedig, kwam in het midden der 15de eeuw in het bezit van Hendrik van Borselen, heer van Ter Veere en bleef vervolgens met Veere tot een markgraafschap vereenigd. Nadat zij in 1485 geplunderd was, omringde men haar met muren, en Napoleon I verhief haar tot eene der sterkste vestingen van ons land. Ook gedurende onzen opstand tegen Spanje vervulde Vlissingen eene belangrijke rol. Na de verovering van den Briel door de Watergeuzen (1572) schaarde zich de stad aan de zijde van den prins van Oranje en bleef hem getrouw. Zij behoorde van 1585 tot 1616 onder de plaatsen, die aan Engeland in pand waren gegeven.
Vooral werden er voor rekening van de gebroeders Lampzins en anderen talrijke kaperschepen uitgerust. In 1806 werd zij aan Frankrijk afgestaan, en toen de Engelschen zich in 1809 van haar meester maakten, werden er 100 huizen, 2 kerken en het fraaije stadhuis eene prooi der vlammen. Meer dan eenmaal werd zij voorts door watervloeden geteisterd. Zij is de geboorteplaats van den beroemden admiraal Michiel de Ruyter, ter wiens gedachtenis er in 1841 een gedenkteeken werd onthuld, van de uitstekende schrijfster Elisabeth Wolf, geboren Bekker en van den dichter Bellamy.