Vleertman (Willem), een dapper Nederlandsch krijgsman, geboren den 1sten Augustus 1658, trad op 14-jarigen leeftijd als kadet in dienst en werd 4 jaar daarna bevorderd tot luitenant. Na den Vrede van Nijmegen werd zijn regiment afgedankt, waarna hij eene suikerraffinaderij stichtte en in het huwelijk trad. Toen echter in 1688 de oorlog met Frankrijk nogmaals uitbarstte, trad hij aanstonds als vrijwilliger weder in de gelederen en vergezelde Willem III naar Engeland. Vanhier werd hij met depêches naar den graaf van Obdam te Münster gezonden, keerde vervolgens naar Engeland terug en nam deel aan de krijgsbedrijven in Ierland.
Na den slag aan de Boyne (11 Julij 1690) vertrok hij met het berigt dier overwinning naar den hertog van Savoye, werd tot kapitein benoemd, maar geraakte bij den Vrede van Rijswijk (1697) weder buiten militaire betrekking, waarna hij eerst den zoon van den Amsterdamschen burgemeester de Vicq op eene reis door het zuiden van Europa vergezelde en daarop eene aanstelling verkreeg bij den waterstaat. In deze betrekking was hij op zeer loffelijke wijze werkzaam, en in 1702 werd hij benoemd tot commissaris van approches onder Coehoorn. Bij de verovering van Limburg voorkwam bij de verwoesting der stad en bij het beleg van Landau (1704) werd hij gewond. Op grond van zijne aanwijzingen werden de Franschen in 1708 bij Oudenaarde overvallen, en bij de belegering van Rijssel geraakte hij door het instorten eener mijn in groot gevaar. Bij het volbrengen der taak, om de bevelhebbers te Meenen en te Kortrijk te waarschuwen, viel hij in handen der Franschen en bleef 6 of 7 weken krijgsgevangen.
Bij Bouchain vooral bewees hij gewigtige diensten. Daar werden de onzen als belegeraars door de tot ontzet opgekomen Franschen ingesloten, en er bleef slechts één uitweg over door een moeras, hetwelk niet begaanbaar was voor een leger. Toen deed Vleertman door vrijwilligers in één nacht 4400 zware boomen omhakken en over het moeras leggen, zoodat de belegeraars met geschut en bagage konden aftrekken. Na den Vrede van Utrecht (1713) bedankte hij voor eene benoeming tot onderschout te Amsterdam, trad in Pruissische dienst en onderscheidde zich bij Stralsund. In 1716 keerde hij naar het Vaderland terug, bewees in het volgende jaar er belangrijke diensten bij de overstrooming, stichtte eene posterij van Brussel naar Keulen, en overleed te Amsterdam den 23sten April 1742.