Violoncel (kleine basviool), ook cello geheeten, is een strijk-instrument voor bas en wordt gebruikt in het orkest, in het strijkkwartet en ook als solo-instrument. Het heeft den vorm eener viool, maar is veel grooter, hoewel aanmerkelijk kleiner dan de contrabas, en wordt bij het bespelen tusschen de knieën geplaatst.
Hare vier darmsnaren, van welke de 2 zwaarste met zilverdraad omwikkeld zijn, ontvangen bij het stemmen dezelfde toonen als de viola di braccio, namelijk C, G, d, a en houden het midden tusschen laatstgenoemde en de contrabas, een octaaf lager stemmende dan de eerste en een octaaf hooger dan de laatste. De violoncel heeft een heerlijken, krachtigen toon en haar omvang strekt zich uit van C over 4 octaven. Volgens het algemeen gevoelen was Tardieu, een geestelijke, die in de voorgaande eeuw te Tarascon leefde, de uitvinder der violoncel, en tot de groote meesters op dit instrument behoorden o. a. Romberg, Kraft, Knoop, Bohrer en Servais.