Véron. Onder dezen naam vermelden wij:
Louis Véron, een Fransch dagbladschrijver, geboren te Parijs den 5den April 1798. Hij studeerde in de geneeskunde en zag zich in 1824 bevorderd tot eerste-geneesheer bij de Koninklijke muséa. In 1829 stichtte hij de „Revue de Paris”, maar liet in 1831 dit tijdschrift varen om de directie der groote opera op zich te nemen. In die betrekking verwierf hij door de opvoering van „Robert le Diable” van Meyerbeer, „Le bal masqué” van Auber, „La juive” van Halevy en het ballet: „La Sylphide” een aanzienlijk vermogen, maar legde haar in 1835 neder, om zich met de redactie van den „Constitutionnel” te belasten, aan welk dagblad hij door het opnemen van den „Juif errant” van Euène Sue eerlang een verbazend aantal lezers bezorgde. Het werd in 1844 zijn eigendom, bleef tot 1848 het orgaan van Thiers, en verdedigde na dien tijd de Bonapartistische politiek. In 1852 werd Véron door het Seine-departement afgevaardigd naar het Wetgevend Ligchaam. Hij schreef: „Mémoires d’un bourgeois de Paris (1854—1856, 6 dln)”, — „Nouveaux mémoires etc. (1866)”, — een paar romans, „Cinq cent mille francs de rente (1855, 2 dln)”, —„Quatre ans de règne, ou allons nous? (1857)”, — en „Les théâtres de Paris de 1806 a 1860 (1860)”. Hij overleed den 27sten September 1867, nadat hij reeds 10 jaar te voren over zijn vermogen beschikt had ter uitschrijving van letterkundige en dichterlijke prijsvragen.
Pierre Véron, een Fransch schrijver en journalist, geboren te Parijs in 1833. Hij studeerde aldaar, werd in 1859 mederedacteur van „Charivari” en verhief dit blad tot het geestrijkste in Frankrijk. Voorts schreef hij: „Paris s’amuse (1861)”, — „Les souffre-plaisir (1861)”, — „Monsieur et Madame Tout-leMonde (1867)”, — „La mythologie parisienne (1867)”, — „L’âge de ferblanc (1868)” — „Paris à tous les diables (1874)” — „La nouvelle art d’aimer (1877)”, enz.
