Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Geneeskunde

betekenis & definitie

Geneeskunde (De) is de wetenschap van de gesteldheid (inrigting) en de werking van het dierlijk ligchaam in het algemeen en van het menschelijk ligchaam in het bijzonder, zoowel in gezonden als zieken staat, en heeft ten doel, stoornissen in den gezondheidstoestand op te heffen of te voorkomen.

Zij behoort alzoo tot de natuurkunde en men verdeelt haar, evenals deze, in een beschrijvend en een toegepast gedeelte. Tot het beschrijvend gedeelte behoort de leer van den ligchaamsbouw of de ontleedkunde (anatomie), zoowel bij den gezonden als bij den zieken mensch, en deze is vooral van het hoogste belang voor den heelkundige. Gewigtig is voorts de vergelijkende ontleedkunde) die zich bezig houdt met eene vergelijking van ’s menschen ligchaam met dat der dieren. De weefselleer draagt meer bepaald den naarn van microscopische anatomie. Daarbij komt voorts de embryologie of de leer der ontwikkeling van het dierlijk ligchaam, alsmede de dierchemie (zoöchemie), welke ons met de scheikundige bestanddeelen des ligchaams bekend maakt.

Tot het beschrijvend gedeelte rekent men voorts de diagnostiek of de leer der uitwendige teekenen, die den gezonden of zieken toestand des ligchaams aanwijzen. Tot het toegepast gedeelte behoort in de eerste plaats de leer der levensverrigtingen (physiologie), zooals spijsvertéring, ademhaling, bloedsomloop enz., welke men splitst in normale en pathologische physiologie, of de leer der levensverrigtingen in het gezonde en in het zieke ligchaam. Zij zoekt haar doel te bereiken door den bijstand der natuurkunde (physische physiologie) en der scheikunde (physiologische en pathologische chemie). Anatomie en physiologie, hoewel zelfstandige wetenschappen, zijn hulpmiddelen voor de geneeskunde, die het bewaren en herstellen der gezondheid beoogt.

De middelen, waardoor zij bewaard kan blijven is het onderwerp der gezondheidsleer (hygieine). De genezing der ziekten wordt voorafgegaan door de kennis van deze (pathologie of ziekteleer). Laatstgenoemde wordt in de eerste plaats verdeeld in de kennis der in- en die der uitwendige ziekten. Voorts splitst men de pathologie in oogheelkunde (Ophthalmologie), oorheelkunde (otiatrie), verloskunde (obstetrie), geneesleer van zielsziekten (psychiatrie), van misvormingen (orthopaedie), van keelziekten (laryngologie) enz., terwijl men ook nog de pathologie van vrouwen, kinderen, grijsaards enz. onderscheidt. Met de genezing eindelijk bemoeit zich de eigenlijke geneesleer (therapie), die als hulpwetenschappen beschikt over de artsenijkunde (pharmacologie), over de leer der baden (balneologie), over de electrotherapie, over de gezondheidsgymnastiek enz. Tot de artsenijkunde behoort de geneesmiddelleer (materies medica), die de werking der geneesmiddelen aanwijst, de leer der vergiften (toxicologie), die van de kenmerken der artsenijwaren (pharmacognosie) en van de bereiding der geneesmiddelen (pharmacie).

De toepassing van al deze wetenschappen op den mensch is de geneeskundige kliniek, de eigenlijke kunst (praxis). Men onderscheidt dezen in inwendige practijk, waarbij inwendige ziekten met inwendige middelen behandeld worden, — heelkunde (chirurgie), die uit- of inwendige ziekten met uitwendige middelen (pleisters, zalven, verbanden, kunstbewerkingen), tracht te genezen —, en verloskunde, welke bijstand biedt in het kraambed. De toepassing der geneeskunde op de staathuishoudkunde is de staatsgeneeskunde, en als zij inlichtingen moet geven bij procèssen, draagt zij den naam van geregtelijke geneeskunde (medicina forensis).

De geneeskunde is het eerst wetenschappelijk behandeld door Hippócrates van Cos; deze was een leerling der Asclepiaden en leefde in de 2de helft der 5de eeuw vóór Chr. Na hem heeft de geneeskunde in eene reeks van 20 eeuwen nagenoeg geene verandering ondergaan. Eerst toen Vesalius in het midden der 16de eeuw het vooroordeel tegen het openen van lijken overwon, ontworstelde zich de ontleedkunde en met deze de geneeskunde aan hare kluisters. Vooral Morgagni paste in het begin der 18de eeuw de ontleedkunde toe op de ziekteleer, en de belangrijkste physiologische ontdekking — die van den bloedsomloop — werd gedaan door Harvey in den aanvang der 17de eeuw. Voorts bevorderde vooral Laennec den vooruitgang der pathologie door de invoering der auscultatie en percussie. De ontwikkeling der geneeskunde heeft vrij wel gelijken tred gehouden met die der natuurwetenschappen in het algemeen, en die ontwikkeling blijft in de toekomst afhankelijk van de toepassing der kennis van natuur- en scheikundige wetten op het gezonde en zieke ligchaam.