Verdooving (stupor) noemt men eene eigenaardige onderdrukking van het zenuwstelsel , waardoor niet alleen slaperigheid ontstaat, maar ook de vatbaarheid voor indrukken verflaauwt. Het voorstellingsvermogen van den Iijder is traag en onzeker; hij schijnt te slapen, hoewel zijn gehoor en gezigt niet geheel belemmerd zijn en hij zijne oogen gedeeltelijk gesloten houdt. Een ligtere graad van verdooving is slaperigheid (somnolentia) die bij haar toenemen in een diepen slaap (sopor) overgaat.
De naaste oorzaak van verdooving is gewoonlijk hersendrukking door overmaat van aderlijk bloed in de hersenen. Men neemt die verschillende graden van slaperigheid waar bij een ruim gebruik van verdoovende middelen. Zie voorts onder Anaesthesie en Anaesthetische middelen.