Ulloa (Don Antonio d’), een verdienstelijk Spaansch geleerde, geboren den 12den Januarij 1716 te Sevilla, wijdde zich aan de zeedienst, was reeds in 1733 kapitein van een koninklijk fregat, vergezelde in 1734 eenige leden der Académie Française naar Peru om hen bij eene graadmeting in de nabijheid van den Evenaar te ondersteunen, bezocht voorts tot 1744 de Spaansche bezittingen in Zuid-Amerika en stelde er de kust, door de Engelschen bedreigd, in staat van verdediging. Na zijn terugkeer zwierf hij rond op alle zeeën van Europa en door een groot gedeelte van het vaste land. Voorts bevorderde hij in Spanje de ontwikkeling der wolweverij, voltooide de groote kanalen en havenkommen van Cartagena en bragt leven in de ontginning der vermaarde kwikzilvermijnen van Almaden en van Huancavelica in Peru, werwaarts hij in 1755 als vlootvoogd vertrokken was.
Kort daarna verkreeg hij het opperbevel over de vloot in de West-Indische Zee, veroverde in 1762 Louisiana en werd er in 1764 gouverneur, maar keerde reeds in 1767 naar Spanje terug, waarop hij benoemd werd tot luitenant-generaal der Koninklijke vloot en tot directeur-generaal der Spaansche marine. In 1780 ontving hij pensioen, maar bleef directeur der artillerie- en marineschool te Cadix, en overleed op een landgoed nabij deze stad den 5den Julij 1795. Hij schreef: „Relacion historica del viage a la America meridional (1748)”, — „Noticias americanas sobre la America meridional y la septentrional-oriental (1772)”, — en „Noticias secretas di America (1826)".