Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Turijn

betekenis & definitie

Turijn, in het Italiaansch Torino, eene provincie van Italië, omvat het noordwestelijk gedeelte van Piémont en telt op 186 72 □ geogr. mpl omstreeks een millioen inwoners. Zij is verdeeld in de vijf districten: Turijn, Aorta, Ivrea, Pinerolo en Susa. Het land is grootendeels bergachtig en wordt door de Cottische, Grajische en Penninische Alpen en hunne uitloopers bedekt.

Van de dalen is er dat der bevaarbare Po het voornaamste, terwijl ook de Pellice (met de Clusone), de Chisola, de Dora Riparia, de Sura en de Dora Baltea zich naar deze rivier spoeden. De grond is in de Po-vlakte ongemeen vruchtbaar. Het rijk der delfstoffen levert er ijzer, lood, koper, zilver, kobalt, marmer, zout enz., en de nijverheid bloeit er in zijdespinnerijen en weverijen, het vervaardigen van katoenen en wollen stoffen, papierfabrieken, boekdrukkerijen, looijerijen, kaarsen-, zeep- en stijfselfabrieken, glasblazerijen, pottebakkerijen, vervaardiging van gouden en zilveren voorwerpen enz.

De evenzoo genoemde hoofdstad, tot in 1861 die van het koningrijk Sardinië en tot 1865 die van het koningrijk Italië, ligt in eene schoone vlakte aan de Po en aan den mond der Dora Riparia en is het vereenigingspunt der spoorwegen naar Susa (Mont Cenis), Cirié, Rivarolo, Ivrea, Milaan, Alessandria (Genua), Bra (Savona), Cuneo en Pinerolo, alsmede de zetel van een prefect, van een aartsbisschop en van verschillende hoogere en lagere regtbanken. De fraaije ligging en de regelmatige aanleg verheffen Turyn tot eene der prachtigste steden van Italië. Zij is verdeeld in vier wijken en heeft lange, breede, regte straten en ruime pleinen, terwijl de voormalige vestingwerken in sierlijke wandelparken herschapen zijn. Tot de schoonste straten behooren er de Via di Po, de Via di Roma en de Via Dora Grossa. Van haar veertigtal pleinen zijn de volgende de merkwaardigste: de Piazza Castello, door zuilengangen omgeven, — de Piazza San Carlo, — de Piazza Carlo Felice, — de groote, in 1825 aangelegde Piazza Vittorio Emmanuele, — en de Piazza di Citta. De voornaamste gebouwen zijn er niet zoozeer de kerken als wel de paleizen, hoewel deze meestal afkomstig zijn uit de 17de en 18de eeuw. Het éénige monumentale gebouw uit de middeneeuwen is er het Palazzo Madama op de Piazza Castello, te voren een versterkt kasteel, tot 1865 de vergaderplaats van den Senaat en thans eene sterrewacht. Voorts vermelden wij: het Koninklijk paleis aan de noordzijde van de Piazza Castello, gebouwd in 1660, met de ruiterstandbeelden van Castor en Pollux en het standbeeld van hertog Victor Amadeus I (in de vestibule), de Koninklijke boekerij met 50000 deelen en 2000 handschriften, eene rijke verzameling van handteekeningen (meer dan 20000), de vermaarde Koninklijke wapenzaal, een schouwburg en een schoonen tuin met een daaraan grenzenden dierentuin, — het Palazzo Carignano, in 1680 gebouwd, tot 1865 de vergaderplaats der Kamer van Afgevaardigden enz., doch vervolgens aan het stedelijk bestuur afgestaan, — het Paleis der Académie van Wetenschappen, in 1678 door Guarini gebouwd, — het universiteitsgebouw, — het Palazzo delle Torri, — het Teatro regio, — het Teatro Carignano, — en inzonderheid het prachtig centraal stationsgebouw.

Onder de 40 kerken onderscheiden zich: de hoofdkerk van San Giovanni, — de kerken Beata Virgine della Consolazione, San Filippo en Corpus Domini, de koepelkerk San Massimo en de Protestantsche Tempio Valdese. Men ziet te Turijn een groot aantal gedenkteekenen, ter eere van leden van het Huis van Savoye en van de vermaardste staatslieden en geleerden des lands opgerigt, zooals: het ruiterstandbeeld van Emanuël Philibert op de Piazza San Carlo, — het monument van Amadeus VI op de Piazza Paiazzo di Citta, — de marmeren standbeelden van prins Eugenius van Savoye en van prins Ferdinand vóór het raadhuis, — en die der koningen Carlo Alberto en Victor Emanuël in het voorportaal van het raadhuis, — voorts: op de Piazza Carlo Alberto het ruiterstandbeeld van Carlo Alberto, — op de Piazza Carignano het gedenkteeken van Gioberti (een marmeren standbeeld, door Albertoni vervaardigd), — op de Piazza Carlo Felice het standbeeld van d'Azeglio (van de hand van Balzico), — op de Piazza Lagrange het standbeeld van den wiskunstenaar Lagrange (door Albertoni gebeiteld) , — op de Piazza Carlo Emmanuele II het prachtige monument van Cavour (door Dupré geleverd), — in den Giardino della Citadella de standbeelden van Brofferio en Cassini, — niet ver vandaar het gedenkteeken van den soldaat Micca, die in 1706 de stad redde, — in den Giardino dei Ripari de standbeelden van Pepe, Bava, Balbo, Manin, het ruiterstandbeeld van hertog Ferdinand van Genua enz. Tot de inrigtingen van onderwijs behoort er in de eerste plaats de universiteit, in 1412 gesticht, met 74 leeraren en 1292 studenten (1875), met 4 faculteiten, cursussen voor verschillende vakken, eene boekerij van 225000 deelen en talrijke handschriften, een muséum van oudheden, voor natuurlijke historie en voor ontleedkunde, een botanischen tuin, een scheikundig laboratorium, een natuurkundig kabinet en een observatorium. Voorts heeft men er eene koninklijke school voor ingenieurs, een seminarium, een koninklijk lycéum, 2 koninklijke gymnasia, eene nijverheidsschool, eene artillerie- en genie school, eene koninklijke militaire académie, 4 technische scholen, eene veeartsenijschool enz., — wijders eene Koninklijke Académie van Wetenschappen met eene uitgebreide boekerij, — eene genees- en heelkundige académie met eene boekerij, — eene académie van Schoone Kunsten, — een muséum van nijverheid, — een rijk staatsarchief, — eene pinacotheek met stukken van Paolo Veronese, Rafaël, van Dyck, Memlinc, Paulus Potter enz., — een stedelijk muséum, en vele genootschappen. Ook zijn er talrijke instellingen van weldadigheid en onder deze een krankzinnigengesticht, een instituut voor doofstommen, een invalidenhuis, een groot algemeen ziekenhuis, een hospitaal voor ooglijders enz. Het aantal inwoners bedraagt er nagenoeg 228000 (in 1877).

De nijverheid heeft er zich in den jongsten tijd krachtig ontwikkeld, inzonderheid wat de vervaardiging van zijden stoffen en behangselpapier aangaat. Voorts heeft men er fabrieken van bijouterieën, meubels, fortepiano’s, likeuren, leder, handschoenen, laken, strijkzwavels, papier, tabak enz. De talrijke spoorwegen bevorderen er een levendig handelsverkeer; ook heeft men er 10 geld- en wisselbanken, 25 maatschappijen enz. Tot de bevallige wandelplaatsen behooren er vooral de Giardino Pubblico, — de slottuin met den zoölogischen tuin en de Giardino dei Ripari. Daarenboven heeft men in de nabijheid der stad onderscheidene druk bezochte uitspanningsoorden. Het verkeer in de stad wordt door tramway’s en omnibussen niet weinig bevorderd.

Turijn was in de dagen der Oudheid de hoofdplaats der Gallische Taurini. Zij werd in 618 vóór Chr. door Hannibal veroverd en ten tijde van Augustus in eene Romeinsche kolonie herschapen onder den naam van Augusta Taurinorum. De Longobarden maakten zich omstreeks het jaar 570 na Chr. van haar meester en lieten haar door hertogen besturen. Later stelden de markgraven van Susa zich in het bezit der heerschappij van Turijn, en toen deze uitgestorven waren (1060), verviel de stad aan het Huis van Savoye. Zij werd in 1506 bemagtigd door de Franschen en bleef tot 1562 in hun bezit. Toen werd zij teruggegeven aan hertog Phïlïbert, die haar tot zijne residentie verhief en er in 1567 de Citadél deed verrijzen.

In 1640 veroverden de Franschen onder Harcourt deze stad na eene belegering van 17 dagen, en den 29sten Augustus 1696 werd er een afzonderlijke vrede gesloten tusschen Savoye en Frankrijk. Zij werd door de Franschen onder den hertog van Orleans berend, maar na korten tijd door de overwinning der Keizerlijken onder prins Eugenius den 7den September 1706 bevrijd. In 1798 werd de stad door de Franschen ingenomen, maar den 25sten Mei 1799 door de Oostenrijkers en Russen onder Soewarow heroverd. Na den slag bij Marengo (1800) kwam zij op nieuw in de magt der Franschen en bleef de hoofdstad van het Po-departement, totdat zij, met behoud der Citadél, van hare vestingwerken beroofd, in 1814 bij den Vrede van Parijs teruggegeven werd aan den Koning van Sardinië, die haar tot zijne residentie koos. Ten gevolge van de Septemberconventie (14 September 1864) werd de zetel van het rijksbestuur in Mei 1865 vandaar verplaatst naar Florence. Het afkondigen der Conventie deed er den 20-22 September 1864 een geweldig oproer ontstaan, dat met geweld van wapenen moest worden gedempt.

< >