Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Toerkmenen

betekenis & definitie

Toerkmenen of Turkomanen is de naam van een Turkschen volksstam in het binnenland van Azië, gevestigd tusschen de Caspische Zee ten westen, het Aral-meer en de Amoe Darja ten oosten en Perzië ten zuiden. Hun aantal word geschat op 1 tot 1½ millioen, en hun gebied vormt eene kern van zandwoestijnen met een zoom van steppen; het is sedert 1873 afhankelijk van Rusland en bij het Transcaspisch gewest gevoegd, terwijl het noordoostelijk gedeelte tot Chiwa behoort. In het middenste gedeelte heeft men geene rivieren, maar in het zuiden stroomen de Moerghab en de Heriroed, welke in het gebied van Merw zich in moerassen verliezen.

Hoewel allen dezelfde taal en godsdienst hebben en van Turkschen oorsprong zijn, vormen zij geen vereenigd volk, maar zijn verdeeld in de stammen der Tsjaoedoren aan het meer van Aral, op de hoogvlakte Oestoert en op het schiereiland Mangysjlak, — der Ersari, ten zuiden van de voorgaanden, op den linker oever der Amoe Darja, van Tsjardsjoei naar Balch, — der Alieli, ten westen van Balch, — der Kara (Sakar), ten westen van de voorgaanden in de zandwoestijnen van Andsjoei en Merw, — der Sarik aan den oever der Moerghab, — der Saloren in het zuidelijkste gedeelte des lands aan de Moerghab , — der Tekke aan de noordelijke helling van den Küran Dagh tot aan de grenzen van Merw (na den stam der Ersari de magtigste), — der Goklen aan den bovenloop van de Atrek en aan de Gürgen (de meest beschaafde stam), — en der Jomoeten, ten noorden van de voorgaanden, aan den oostelijken oever der Caspische Zee en op hare eilanden.

Slechts een klein gedeelte der Toerkmenen is aan China, Bokhara, Rusland en Perzië onderworpen; het grootste gedeelte geniet onder het schild van de woestheid des lands eene volkomene onafhankelijkheid. Ook bij de afzonderlijke stammen vindt men geen geregeld bestuur. Alleen de Molla's (priesters) en de Aksakale (oudsten) hebben eene zekere mate van gezag, zonder evenwel heerschappij te bezitten.

De algemeene wet, waaraan zij zich houden, — de wet, die er roof, moord, ongeregtigheid en onzedelijkheid beteugelt, is de deb (gewoonte), welke er veel meer gezag heeft dan de godsdienst. De Islam wijzigde er alleen den uitwendigen vorm der aloude godsvereering. Voorts vinden zij vastheid voor den maatschappelijken band in de eendragt der afzonderlijke stammen en in de familiegroepen (clans), die elkander in toom houden.

De Toerkmenen der woestijn vertoonen de zuivere type van het MongoolschTurksche ras, hetwelk aan den zoom door vermenging met Iraniërs zijne zuiverheid verloren heeft. Zij zijn woeste en wreede roovers, die het liefst hun onderhoud zoeken in het overrompelen en plunderen van karavanen of in menschenroof en dan alleen zich tot meer vreedzame bezigheden bepalen, wanneer hun tot het eerste de gelegenheid ontbreekt. Zij zijn oploopend, zelfzuchtig en trouweloos en bekreunen zich niet om de wetten der gastvrijheid, die bij andere zwervende volken worden in acht genomen.

In het algemeen onderscheidt men twee klassen van Toerkmenen, namelijk die der Tsjomri (met vaste woningen) en die der Tsjarwa (veefokkers). De eersten plaatsen hunne tenten digt bij elkander en bepalen zich bij handel, nijverheid en landbouw; ook waren zij van ouds de agenten van den slavenhandel. Doch de Tsjarwa vormen de meerderheid; zij zijn de herders der steppe, wonen groepsgewijs en vereenigen zich tot rooverbenden.

De Toerkmenen wonen in dergelijke vilten tenten als de Kirghisen en andere zwervende horden van Toerkistan. De man leidt er doorgaans een lui leven, terwijl de vrouw gebogen gaat onder den last der huiselijke bezigheden. In den winter worden er door reizende zangers liederen en sproken voorgedragen, begeleid door de toonen der tweesnarige doetara. De Toerkmenen brengen aan de Caspische Zee aard-olie, zout en visch in den handel, en zij koopen van de Russen metalen voorwerpen, van de Perzen tapijten, rijst en hout en van de Chinézen kleederen en graan.

< >