Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Terschelling

betekenis & definitie

Terschelling, een Nederlandsch eiland, tot Noord-Holland behoorend, aan de Noordzee gelegen, door het Flie van Flieland en door het Amelander Gat van Ameland gescheiden, is aan de zijde der Noordzee door duinen en aan de binnenzijde door een dijk tegen de woede der golven beveiligd. Het telt ruim 3000 inwoners, en de voornaamste dorpen zijn er: West-Terschelling met een vuurtoren, Midland en Oost-Terschelling of den Hoorn. Dit eiland is in 1373 door Willem van Naaldwijk, stadhouder van Holland, in den oorlog tegen de Friezen geplunderd, en het blijkt, dat het zich in dien tijd veel verder naar de zijde van Friesland heeft uitgestrekt. Willem en Jan van Beijeren en hertog Jan van Brabant schonken aan de ingezetenen brieven van vrijwaring, zoodat zij geen inval van den kant van Holland, Zeeland en Friesland behoefden te vreezen.

Philips van Bourgondië hechtte in 1428 zijn zegel aan die brieven. Intusschen had Terschelling meermalen van invallen veel te lijden. In 1480 sloot Volkert Meinier, heer van Terschelling, een verdrag van koophandel en vriendschap met Eduard, koning van Engeland. Later verviel het eiland aan het geslacht Aremberg en nog later aan de Staten van Holland en West-Friesland. In 1666 werd het door de Engelschen geplunderd en verwoest, doch de huizen zijn er fraaijer dan te voren weder opgebouwd, en in 1840 is er eene nieuwe haven aangelegd.

< >