Terminalia is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Combretaceën. Het behoort te huis in de keerkringsgewesten van Azië en omvat groote boomen met afwisselende, gevind-nervige, gaafrandige, aan den voet klierendragende bladeren, zonder steunblaadjes, polygamische, in aren geplaatste bloemen en eene éénzadige, onderstandige, met de kelk vergroeide steenvrucht, die eenigzins geknepen en aan den rand veelal gevleugeld is. De kelkbuis is rolrond en boven het vruchtbeginsel ingesnoerd, de zoom klokvormig, 5-tandig en afvallend. De bloemkroon ontbreekt, de 10 helmdraden zijn in 2 rijen geplaatst, en de enkelvoudige stijl heeft een spitsen stempel.
Van de soorten vermelden wij: T. catappa uit den Indischen Archipel, een boom ter hoogte van 8—10 Ned. el, in het Nederlandsch hoedboom, maar in het Engelsch Indian almond genaamd, omdat zijne vruchten op amandelen gelijken, en bij de inlanders bekend als ketapan. De bladeren van dezen boom zijn omgekeerd-eirond, wigvormig, gaafrandig, met 2 ingedrukte klieren aan den voet, — de bloemen zijn eenzaam, enkelvoudig en okselstandig, — en de steenvrucht is plat met 5 bootvormig uitstekende hoeken. Op het vaste land schijnt hij niet inheemsch, maar wordt er, evenals in WestIndië, gekweekt. Het hout is ligt, maar sterk en duurzaam; de bladeren zijn zamentrekkend en bevatten eene zwarte kleurstof, door de inboorlingen gebezigd tot het zwartmaken der tanden, en de vruchtkernen leveren 50% zuivere olie, waaruit zich allengs eene groote hoeveelheid stearine afscheidt. Van meer belang echter zijn: T. belerica, T. citrina en T. chebula, allen groeijende op het vaste land, terwijl laatstgenoemde ook op de Soendaeilanden wordt aangetroffen.
Deze boomen dragen vruchten en galnoten, waaruit met aluin eene duurzame gele en met ijzerzouten eene uitmuntende zwarte verwstof verkregen wordt. Die vruchten en galnoten worden sedert 1852 onder den naam van myrabolans in groote hoeveelheden uit Britsch Indië, vooral uit Madras, naar Engeland verscheept (in 1878 bijna 40 millioen Ned. pond, ter waarde van ruim 5 millioen gulden). T. laurinoïdes is een boom van Midden-Java en wordt meer dan 20 Ned. el hoog. Hij heeft een loodregten stam, lederachtige, aan de onderzijde bleeke, kort-wigvormige, omgekeerd-eironde, elliptische, kort-gespitste, min of meer 6-ribbige bladeren, terwijl de bloem-aren korter zijn dan deze, en eene omgekeerd-eivormige, flaauw 5-hoekige steenvrucht. Deze boom wordt door de inlanders djoho genoemd en verschaft hun in zijne galnoten een middel tot het bereiden van huiden, vooral te Samarang en Solo.