Tassoni (Alessandro) een Italiaansch dichter, geboren te Modena in 1565, studeerde te Bologna en Ferrara in de regten en werd in 1597 te Rome secretaris van den cardinaal Colonna, dien hij in 1600 naar Spanje vergezelde. Wegens persoonlijke belangen zond de Cardinaal hem terug naar Rome, waar hij zich voor goed vestigde en een der ijverigste leden werd van de académiën der „Umoristi” en der „Lincei”. Hij schreef in 1609 „Considerazioni sopra le rime del Petrarca”, waardoor hij in een heftigen letterkundigen strijd gewikkeld werd; hierdoor echter bereikte hij zijn doel, namelijk aan het overdreven huldigen van Petrarca en het blindelings navolgen van dien dichter perk te stellen. Niet veel minder opschudding baarden zijne „Pensieri diversi (1612)”, waarin hij een aanval waagde op Homérus en Aristótéles.
Hij trad vervolgens in dienst van Carlo Emanuele van Savoye, maar toen hij bemerkte, dat zijne bevordering door allerlei listen werd tegengewerkt, keerde hij tot het ambteloos leven terug. In 1626 echter werd hij secretaris van den cardinaal Ludovisio en na het overlijden van dezen in 1632 kamerheer van Frans I van Modena, en stierf in 1635. Hij maakte zich vooral beroemd door zijn comisch heldendicht: „La secchia rapita (De gestolen emmer, in 12 zangen)”, waarin hij den oorlog bezingt, tusschen de ingezetenen van Modena en Bologna in de 13de eeuw ontstaan wegens een emmer, dien de burgers van Modena uit Bologna hadden geroofd. Dit stuk is eigenlijk het eerste comische heldendicht uit den nieuweren tijd en behoort wegens zijne vloeijende mengeling van ernst en jokkernij, wegens oorspronkelijkheid van denkbeelden, sierlijkheid van taal en gemakkelijkheid van dichttrant tot de klassieke werken der Italiaansche letterkunde. Het is later bij herhaling uitgegeven, en ook een aantal brieven van Tassoni zijn in 1827 door Gamba in het licht gezonden.