Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Cardinaal

betekenis & definitie

Cardinaal of' Kardinaal, van het Latijnsche woord cardinalis, dat hoofdzakelijk, uitstekend beduidt (van cardo, het geheng waaraan de geheele deur draait), is eene uitdrukking of liever een titel, die aanvankelijk aan hooge ambtenaren, ook aan wereldlijke, werd toegekend, en van de 5de tot de llde eeuw was cardinaal de titel van alle geestelijken bij een bepaald kerkgenootschap.

Later werd die titel alleen toegekend aan het collégie van bisschoppen, presbyters en diakenen, hetwelk te Rome den Paus ter zijde stond, vooral toen in 1059 door Nicolaas II aan dat collégie de bevoegdheid werd verleend, om een Paus te kiezen.

Innocentius IV (1242—1254) schonk vervolgens aan deze cardinalen een hoogeren rang dan aan de bisschoppen en verleende hun als onderscheidingsteeken een ronden hoed. Van Bonifaeius VIII ontvingen zij in den aanvang der 14de eeuw een vorstelijken mantel, van Paulus II (1464) het voorregt van een witten draagstoel te gebruiken met een rooden hemel, en van Urbanus VIII (1630) den titel van eminentie.

De cardinalen vormen met den Paus het geestelijk collégie en zijn verdeeld in 3 klassen, namelijk in 7 cardinaal-bisschoppen, 40 cardinaal-presbyters en 14 cardinaal-diakenen. De beide laatste klassen ontleenen voorts hunne titels aan de kerken te Rome.

Zij hebben in hun gebied het gezag van bisschoppen, maar laten de kerkdienst door priesters verrigten. De cardinalen staan in alle belangrijke aangelegenheden den Paus als raadgevers ter zijde en hebben invloed op de zaken der Kerk door leiding van het bestuur, van de regtbanken en van de congregatiën. Het belangrijkste voor- regt der cardinalen is het kiezen van een Paus uit hun midden (zie Conclave). Zoolang de Kerkelijke Staat bestond, waren tevens de belangrijkste wereldlijke betrekkingen doorgaans aan cardinalen toevertrouwd, en ook nu nog blijven de zaken ongeveer op den ouden voet. De cardinaal-staatssecretaris is minister van Buitenlandsche Zaken, — voorts heeft men een cardinaal-staatssecretaris voor Binnenlandsche Zaken, een cardinaal-camerlengo als minister van Financiën en een cardinaal-vicekanselier.

Hun aantal, aanvankelijk tusschen 7 en 53, is door Sixtus V (1586) op 70 vastgesteld. De keus en bevordering der cardinalen is uitsluitend van den Paus afhankelijk. De namen van hen, welke hij tot die waardigheid benoemt, doet hjj in het consistorie voorlezen met de formule „Fratres habebitis”. Aan den gekozene wordt de cardinaalshoed overhandigd en de inlijving volgt bij de plegtigheid van het sluiten en openen van den mond en het aanvaarden van den ring.

De kleeding der cardinalen is, behalve bij ordensgeestelijken die de kleur der orde dragen, een koorkleed met een korten purperen mantel en een kapje, gedekt met den rooden of paarsen hoed. De meeste cardinalen zijn Italianen; de elders benoemde dragen den naam van kroon-cardinalen.

Cardinale deugden of hoofddeugden noemt men zoodanige, waarin alle overige besloten zijn. De verdeeling der deugd in deugden is afkomstig van de Grieksche wijsbegeerte. Volgens Plato zijn zij wijsheid (ooipia), beradenheid (owfpyoovvij), dapperheid {avdgela) en regtvaardigheid (êixaioavv-rj), terwijl men onder dit laatste eene volkomene pligtsvervulling verstond. Aristóteles beschouwde de deugden als middenwegen tusschen 2 tegenovergestelde gebreken, zoodat hij eene verdeeling in hoofddeugden onjuist vond. De Stoïcijnen, hoewel aanhangers van laatstgenoemden wijsgeer, keerden tot die 4 hoofddeugden terug. Plotinus en onderscheidene neoplatouische wjjsgeeren verdeelden de deugden in burgerlijke, wijsgeerige en goddelijke.

Eerstgenoemde 4 cardinale deugden werden door de Scholastieken in de zedeleer opgenomen, terwijl sommigen er geloof, liefde en hoop bijvoegden. De nieuwere wijsbegeerte heeft de regtvaardigheid of de geregtigheid door humanismus vervangen, hetwelk in het onbaatzuchtig gehoorzamen aan de voorschriften der zedeleer gelegen is.

Cardinaalpunten of hoofdpunten noemt men zoodanige, die gelegen zijn in de beginselen, de strekking en gevolgen van een of ander maatregel of feit. Ook geeft men dien naam aan de 4 voornaamste hemelstreken, het noorden en zuiden, oosten en westen.