Onder dezen naam vermelden wij:
Jan Willem van Sypestein, den telg van een oud-adellijk geslacht en geboren te Haarlem den 8sten October 1816. Hij werd in 1836 luitenant der genie, zag zich in 1842 bij het ministérie van Oorlog geplaatst en bleef daarna steeds te ’s Gravenhage, waar hij den 26sten Februarij 1866 overleed. Sedert 1863 was hij belast met de zorg voor het huis-archief des Konings. Hij schreef: „Bijdrage voor de geschiedenis van het Nederlandsche Artilleriekorps (1849)”, — „Geschiedenis van het eerst opgerichte regiment Hollandsche hussaren (1849)”, — „De verdediging van Nederland in 1672 en 1673 (met de Bordes, 1850)”, — „Geschiedenis van het regiment Nederlandsche rijdende Artillerie (1852)”, — Leven en karakter van den graaf du Monceau, oud-maarschalk van Holland (1852)”, — „Nederland en Brandenburg in 1672 en 1673 (1864)", — en „Geschiedkundige bijdragen, uit onuitgegeven stukken bewerkt (1864 en 1865)”, benevens onderscheidene opstellen in tijdschriften.
Cornelius Meanius van Sypestein, een broeder van den voorgaande en geboren te Haarlem den 19den Maart 1823. Hij werd in 1842 luitenant bij de artillerie, vertrok in 1846 en in 1858 nogmaals naar West-Indië, ontving in 1859 een eervol ontslag, werd in 1862 kommies en een jaar daarna referendaris bij het departement van Koloniën, en begaf zich in 1873 als gouverneur-generaal naar West-Indië. Hij schreef: „Het Surinaamsche hout, bruikbaar en voordeelig bij den aanleg van spoorwegen enz. (1851)”, — „Beschrijving van Suriname enz. (1854)”, — en „Mr. Jan Jacob Manutius, gouverneur-generaal van Suriname 1742—1751 (1858)”.