Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Stokholm

betekenis & definitie

Stokholm, de hoofd- en residentiestad van het koningrijk Zweden, ligt aan den mond der Malar in de Oostzee, welke hier eene baai vol eilanden en scheeren vormt. De wijken der stad zijn: Staden, de eigenlijke stad, in het midden van het geheel op een eiland gelegen, met de daartoe behoorende kleine eilanden Riddarholmen Helgeandsholm, — Södermalm (Zuidervoorstad), ten zuiden gelegen, groot, regelmatig gebouwd, maar op oneffen terrein en door twee bruggen met de eigenlijke stad verbonden, — Norrmalm (Noordervoorstad), ten noorden gelegen, door eene brug van granietblokken met negen bogen met de eigenlijke stad en door eene in 1861 voltooide ijzeren brug met Skeppsholm (Schepen-eiland) verbonden, vanwaar eene houten brug naar Kastellholm voert, op welke twee eilanden de marine-etablissementen geplaatst zijn, — Kungsholm (Koningseiland), ten westen van Norrmalm, — Ladugardslandet (Meijereiland), ten noordoosten van Norrmalm en de kazernes bevattend, — en de Diergaardestad. Daarenboven liggen bij Södermalm in de Malar de twee eilanden Langholmen, met eene gevangenis en verbeterhuis, en Reimersholmen. In de stad zijn 40 openbare pleinen en 275 straten en stegen.

De spoorweg, die door middel van eene groote brug de Malar overschrijdt, loopt door een groot gedeelte der stad. De eigenlijke stad ligt aan de Oostzee (Zoutzee) en aan de Mälar en is met eene kade van graniet versierd. Langs de kust heeft men er eene breede straat met aanzienlijke gebouwen, en aan den voet van den Slotberg, met eene hooge obelisk prijkende, verheft zich het standbeeld van Gustaaf III, — voorts tusschen het Malarmeer en de Oostzee het ruiterstandbeeld van Karel (Johan) XIV. Tot de pleinen aan de Mälar behoort: het Ridderhuisplein (met het standbeeld van Gustaaf Wasa), vanwaar men over eene brug Riddarholm bereikt met de Riddarholmkerk, voorzien van een toren ter hoogte van 90 Ned. el, met andere openbare gebouwen (het geregtshof enz.) en het standbeeld van Birger Jarl. Voor het dagelijks verkeer dienen de pleinen: De Monniksbrug, de Vleeschmarkt en de Korenhaven. Onder de pleinen in de stad heeft men de Groote Markt met een fraai beursgebouw. Op de Norrmalm heeft men het Gustaaf Adolfs-plein met het ruiterstandbeeld van dezen held en den Koninklijken schouwburg, — voorts het Brunkebergplein, de Hooimarkt en het plein van Karel XIII, met het standbeeld van dien Koning, — en eindelijk op Blasiiholm het Berzeliusplein met het standbeeld van dien beroemden scheikundige. De fraaiste straten vindt men op Norrmalm, zooals de Regéringstraat en de Koninginnestraat.

De huizen zijn er meestal van massief gesteente opgetrokken. Merkwaardige kerken zoekt men er te vergeefs, en onder de overige gebouwen bekleedt het Koninklijk slot de eerste plaats. Het werd in 1697—1754 naar het ontwerp van Nicolaas Tessin in een edelen, nieuw-Italiaanschen stijl gebouwd en vormt een groot vierkant met vier lagere vleugels aan de hoeken en twee halfronde vleugelgebouwen aan de westzijde. Van de overige gebouwen noemen wij: het paleis van den opperstadhouder, — op Norrmalm het paleis van prins Oskar, de schilder-académie, de nijverheidsschool, het observatorium, het nieuw nationaal muséum, het centraalstation van den spoorweg, de Koninklijke bibliotheek (met 200000 deelen) enz., — op Kungsholm de hospitalen, en buiten de stad het nieuwe krankzinnigengesticht, de artillerieschool, de militaire académie enz. De stad bezit sedert 1861 eene uitmuntende waterleiding, en tot de wandelplaatsen behooren er: Het rivierparterre, de Humletuin, en vooral de Dierentuin (met een standbeeld van den dichter Bellman) ten oosten van de stad, met villa’s, herbergen, schouwburgen, het Koninklijk lustverblijf Rozendal enz., — voorts de lusthof Haga met een park, het Ulriksdal en op het eiland Lofö in de Malar het fraaije koninklijke kasteel Drottningholm met een prachtigen aanleg. Stokholm is de zetel der hoogste staatsligchamen, en tobde wetenschappelijke inrigtingen behooren er: de Académie van Wetenschappen met eene sterrewacht, met verzamelingen en kabinetten, genootschappen voor geschiedenis en oudheidkunde, voor vrije kunsten, voor muziek, voor krijgswetenschap, voor landbouw enz. De stad bezit onderscheidene openbare inrigtingen van onderwijs, eene kweekschool voor onderwijzeressen, vakscholen, eene geneeskundige school, eene technische hoogeschool, eene zeevaartschool, eene veeartsenijschool enz. Van de inrigtingen van weldadigheid zijn het groote weeshuis der Vrijmetselaars, het opvoedingsgesticht van Murbek, eene groote kraamzaal, een doofstommen- en blinden-instituut en het krankzinnigengesticht op Konradsberg de voornaamste.

In 1876 telde de stad ruim 157000 zielen. De fabrieknijverheid is er van veel belang; er zijn: onderscheidene suikerraffinaderijen, tabaks-, zijde- en lintfabrieken, stearine- en talkfabrieken, linnen-en katoenweverijen, leerlooijerijen, ijzergieterijen enz. In 1875 bezat Stokholm 373 fabrieken, wier voortbrengselen eene waarde hadden van bijna 331/2 millioen kroonen. De handel, door de ligging der stad en goede havens ongemeen begunstigd, is nog altijd zeer levendig, maar ook andere steden des lands, vooral Gothenburg, treden als mededingsters op. Langs drie waterwegen kan men door de scheeren de stad naderen: in het noorden langs de Furusund, in het oosten langs de Sandhamm en in het zuiden langs Landsort. Daar deze wegen echter lang en moeijelijk zijn en de haven jaarlijks gedurende 3 tot 5 maanden wegens het ijs ontoegankelijk is, heeft men het plan ontworpen tot het in orde brengen van eene buitenhaven, op een afstand van ongeveer 50 Ned. mijl van de stad, vanwaar alsdan een spoorweg naar Stokholm zal loopen.

Deze stad bezat in 1875 eene koopvaardijvloot van 234 schepen, onder welke zich 161 stoombooten bevonden met ruim 6000 paardenkracht. Het verkeer in de stad wordt vooral bevorderd door kleine stoombooten, omnibussen en paardensporen. — Stokholm is waarschijnlijk uit een visschersdorp ontstaan. Toen in 1187 de Esthen een inval deden in het Zweedsche land, bouwde koning Knoet Erikson, ter zijner beveiliging tegen de roovers, op de plaats, waar thans Stokholm zich verheft, een kasteel; rondom dit laatste ontstond langzamerhand een vlek, hetwelk door koning Birger tot eene stad werd verheven. In 1389 verduurde Stokholm eene belegering van koningin Margaretha van Denemarken en gaf op last van den gevangen koning, Albrecht van Mecklenburg, zich over. In de nabijheid der stad behaalden de Zweden onder Sten Sture den 14den October 1471 de glansrijke overwinning op de Denen, welk een einde maakte aan de Deensche heerschappij in hun vaderland. Christiaan II belegerde haar in 1518 te vergeefs, maar bemagtigde haar in 1520 bij verdrag, waarop het beruchte Zweedsche bloedblad (zie onder Zweden) volgde.

< >