Steenbakkerijen vindt men inzonderheid langs de oevers der rivieren, omdat men de aldaar aanwezige klei als grondstof bezigt. Zij zijn inrigtingen, waar deze grondstof bewerkt, in den vorm van tigchelsteenen gebragt, gedroogd en gebakken wordt. Goede baksteenen moeten hard en stevig zijn, om het gewigt van hooge muren te dragen en mogen dus geene scheuren of holten hebben. Zij moeten van binnen zich onderscheiden door gelijkmatigheid van structuur, zoodat zij onder den troffel in elke rigting deelbaar zijn; voorts moeten zij poreus en alzoo voor de metselspecie toegankelijk wezen en mogen door den invloed van lucht en vochtigheid niet afbladeren of verbrokkelen.
Steenen, bestemd voor schoorsteenen, ovens en fornuizen, dienen vuurvast te wezen, zoodat zij niet smelten bij hevige hitte en bestand zijn tegen sterke afwisseling van temperatuur. De grondstof voor steenen wordt gewoonlijk niet gereed in de natuur aangetroffen. Versche klei is ongelijkmatig in zamenstelling en alzoo in den gewonen staat niet geschikt voor de steenbakkerij. Zij wordt doorgaans eenigen tijd aan de lucht blootgesteld, met zand vermengd en daarna kunstmatig tot eene gelijkmatige massa bewerkt. Dan volgt het vormen, te voren een handenarbeid, terwijl zulks tegenwoordig veelal door middel van werktuigen geschiedt. Daardoor wordt de kneedbare klei in een vorm gebragt, die de gedaante heeft van den toekomstigen steen. De inhoud van dien vorm wordt voorts met voorzigtigheid nedergelegd om te droogen. Eerst ligt die inhoud plat, maar hij wordt daarna op den kant en eindelijk in 3 tot 5 rijen zoodanig op elkander gezet, dat de lucht er vrijen toegang heeft.
Het droogen duurt gewoonlijk 5 tot 7 weken, en eindelijk worden de steenen gebrand of gebakken, hetwelk in veldovens of gemetselde ovens geschiedt. Eerstgenoemden hebben dit eigenaardige, dat de steenen, welke men branden wil, zelven den oven vormen. De steenen van denzelfden brand zijn nooit aan dezelfde hitte blootgesteld en om die reden zeer verschillend. De onderste zijn gedeeltelijk door te felle hitte slakachtig zamengesmolten en onbruikbaar; de daarop volgende, min of meer aan de oppervlakte gesmolten, leveren de klinkers; de hooger gelegene zijn poreus en voor gewoon metselwerk geschikt, doch de bovenste gemeenlijk te zwak gebrand. De gele of roode kleur der steenen is afhankelijk van hun gehalte aan ijzeroxyde en van de hitte, waarmee zij gebrand zijn. Van de gebakken steenen is de breedte gelijk aan de dubbele dikte en de lengte gelijk aan de dubbele breedte. Alleen door deze afmetingen kan men bij het bouwen een goed verband krijgen.