Stanley (Henry), eigenlijk James Rowland, een vermaard reiziger in de binnenlanden van Afrika en geboren in 1840 bij Denbigh in Wallis, werd op 3-jarigen ouderdom in het armenhuis van St. Asaph geplaatst, waar hij tot zijn 13de jaar bleef en eene goede opvoeding genoot. Eerst wilde hij zich wijden aan het onderwijs, maar besloot vervolgens als scheepsjongen te dienen. In New-Orleans vond hij werk bij den koopman Stanley, die den knaap als zoon aannam, zoodat deze den geslachtsnaam van zijn pleegvader aanvaardde. Na den dood van zijn weldoener nam hij dienst in de gelederen der Geconfedereerden, maar werd gevangen genomen en op een oorlogschip der Noordelijken geplaatst, waar hij zich eerlang bevorderd zag tot vaandrig. Na het sluiten van den vrede volbragt hij in 1865 eene reis door Turkije en Klein-Azië en vergezelde in 1868 als correspondent van den „New-York Herald” het Engelsche leger naar Abessinië. Stanley is zijne vermaardheid vooral verschuldigd aan zijn stouten togt tot opsporing van Livingstone, terwijl het bezoeken en beschrijven van de Loealaba en van de Congo-rivier hem grooten roem bezorgden.
Op last namelijk van Bennett, eigenaar van de „New-York Herald”, was hij in October 1869 uitgezonden, om zoo mogelijk hulp te brengen aan Livingstone, die niets van zich hooren deed. Nadat hij de inwijding van het Suéz-kanaal bijgewoond en daarop een uitstap naar Perzië en Indië gemaakt had, bereikte hij in Januarij 1871 Zanzibar, vanwaar hij met omstreeks 200 uitstekend gewapende mannen een togt ondernam naar het binnenland van Afrika. Na vele moeijelijkheden deed hij den 3den November zijn intogt in Oedsjidsji aan het meer Tanganjika, waar hij inderdaad den dood gewaanden Livingstone aantrof. Dit berigt werd eerst in Engeland als eene grove onwaarheid bestreden, maar zulks diende, toen de bewijzen niet uitbleven, tot verhooging van zijn roem. Nadat hij met Livingstone laatstgenoemd meer onderzocht had, ondernam hij in Maart 1772 de terugreis naar Zanzibar en naar Europa. Van de uitkomsten dezer expeditie, welke den eigenaar van den „New-York Herald” 10000 pond sterling gekost had, gaf hij verslag in zijn boek: „How I found Livingstone (1172).” In 1874 hervatte hij zijne reizen op kosten van bovengenoemd blad en van den „Daily Telegraph” te Londen. Met ruim 300 krijgslieden en dragers verliet hij in November van dat jaar Bagamoyo, tegenover Zanzibar, en bereikte den 27sten November 1875 het Victoria-Njanza-meer, waarvan hij de oevers met een vaartuig onderzocht. Hij bevestigde het vermoeden van Speke, dat dit meer de voornaamste bron is van de Nijl.
Voorts begaf hij zich naar het Albert-Njanza-meer, dat hij desgelijks bevoer. Nadat nu Gessi het laatste gedeelte van de Witte Nijl onderzocht en haren oorsprong uit het Albert-Njanza-meer gestaafd en kolonel Long in 1874 het verband tusschen die beide meren door middel van de Somerset-rivier aangewezen had, was het raadsel van de bronnen van de Nijl opgelost. Intusschen bleef dat van de Congo-rivier bestaan, alsmede dat van de waterontlasting van het Tanganjika-meer, en hoewel Cameron reeds eenige schreden tot verklaring daarvan gedaan had, bleef het voor Stanley bewaard, daarover een duidelijk licht te verspreiden. Hij bewees namelijk, dat de Loealaba en de Congo eene zelfde rivier zijn. Op den 5den November 1876 verliet hij Njangme en Manjoeëma (ten westen van het Tanganjika-meer), vergezeld van 140 man, en baande zich onder tallooze moeijelijkheden en gevaren een weg, nu eens met geweld, dan weder met zachtheid, heden te voet, morgen in eene boot, die uit elkaar kon genomen worden.
Gedurende dien togt moest hij 32 gevechten leveren. Zijn laatste blanke reisgenoot, de Engelschman Pocock kwam in één der stroomversnellingen om het leven, en bijna was Stanley zelf eenige dagen later in de watervallen verongelukt. Den 8sten Augustus 1877 bereikte hij eindelijk Emboma aan den benedenloop van de Congo, en deelde na zijn terugkeer zijne belangrijke ontdekkingen mede in het geschrift: „Through the dark continent (1878)”. In 1879 heeft hij zich weder op reis begeven naar Afrika. Den 24sten Julij bereikte hij met de stoomboot „Albion” Siërra Leone, en den 1sten Augustus is hij verder getrokken naar Banana aan de Congo-rivier.