Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wallis

betekenis & definitie

Wallis (Le Valais), een der grootste cantons van Zwitserland, grenst in het noorden aan Bern en Waadt, in het oosten aan Tessino en Uri, in het zuiden en westen aan Italië en Frankrijk en heeft eene uitgebreidheid van 95,29 ☐ geogr. mijl. Het vormt een lengtedal, waar de Rhône doorheen vloeit, met talrijke zijdalen, welke in het hooggebergte, regts in de Berner Alpen en links in de Walliser Alpen, opklimmen en de wateren van uitgestrekte gletschers naar het Rhônedal voeren. In dit dal vindt men den Rhônegletscher en van de toppen der Berner Alpen daalt de reusachtige Aletsch-gletscher naar beneden. In het Matterdal vereenigen zich voorts de Gorner-, Zmutt- en Findelengletscher, en op den achtergrond der volgende dalen heeft men den Turtman-, Zinal-, Moming- en Moiry-gletscher, de Ferpècle- en Arolla-gletscher, den Glacier de Corbassière enz.

Tot aan het meer van Genève beslaan de gletschers bijkans 1/5de der oppervlakte van het canton. Alleen naar de zijde van gemeld meer ligt Wallis door de naauwe Porte du Rhône open, maar is voor ’t overige door hooge berggevaarten omringd, zoodat men het alleen over bergpassen bereiken kan. Deze zijn over de Berner Alpen nagenoeg uitsluitend geschikt voor voetgangers, terwijl over den Grooten St. Bernard (2472 Ned. el hoog) en over den Simplon (2010 Ned. el hoog) behoorlijke rij wegen werden gelegd. In den laatsten tijd werd Opper-Wallis met Centraal-Zwitserland verbonden door een rijweg over den Furka-pas (2436 Ned. el hoog). Van de bergpaden der Walliser Alpen noemen wij: Nufenen (2441 Ned. el hoog) en Gries (2448 Ned. el hoog) in Opper Wallis, — Monte Moro (2862 Ned. el hoog) en Matterjoch (3322 Ned. el hoog) uit de brondalen der Visp, — Col de Colon (3130 Ned. el hoog) uit den Val d’Hérens, — Col de Fenêtre (2786 Ned. el hoog) nabij den Grooten St. Bernard, — Col de Balme (2204 Ned. el hoog) tusschen het Rhônedal en Chamounix, — voorts van die der Berner Alpen: Pas de Cheville (2036 Ned. el hoog), Rawyl (2421 Ned. el hoog), Gemmi (2302 Ned. el hoog) en Grimsel (2165 Ned. el hoog). Het hoogste punt van de Walliser Alpen is de Dufourspits van den Monte Rosa (4638 Ned. el hoog) en van de Berner Alpen de Finsteraarhorn 4215 Ned. el hoog). De laagste plek is er de spiegel van het Meer van Genève (375 Ned. el hoog). Wegens de ongelijke hoogte van den grond is het klimaat er zeer verschillend. Na weinige uren gaans komt men er uit de warme dalkommen in de Noordsche koude der besneeuwde bergtoppen. Terwijl in de hoofdplaats Sion de gemiddelde jaarlijksche warmte 10° C. en de gemiddelde zomerwarmte 19° C. bedraagt, dalen die epfers in het klooster op den Grooten St. Bernard tot — 1,3 en tot 6°; de gemiddelde winterkoude is er — 7,9° en men heeft er wel eens — 22° C. In de diepte der dalen vindt men dan ook uitmuntende wijn- en ooftgaarden, walnoten- en kastanjeboomen, ja, tot Sion toe zelfs zuidelijke vruchten, maar voor ’t overige is het grootste gedeelte van den bodem met weilanden bedekt. Het rundvee behoort er in Opper-Wallis tot het bruine en beneden Sion tot het bonte ras. Men heeft er veel geiten, maar deze zijn de voornaamste vijanden der ontluikende bergwouden. De schapen leveren er eene goede wol. Men vindt er betrekkelijk veel ezels en muilezels, waarvan men zich bedient bij het vervoeren van personen en goederen over de bergpassen, en er zijn ook zwijnen, terwijl de bijenteelt er belangrijke voordeelen oplevert. De bodem bevat er onderscheidene metalen, doch men delft er thans slechts looderts en anthraciet, terwijl het zoeken van kristallen en andere delfstoffen in verschillende dalen aanleiding geeft tot een levendigen handel. De minerale wateren van Leuk en Saxon zijn vermaard, en de handel in wijn is er sedert den aanleg van spoorwegen aanmerkelijk toegenomen; bij de 40 oude soorten van roode en witte druiven zijn nieuwe gekomen, zooals de gezochte Johannisberger, die in de omstreken van Sion uitmuntend gedijt. De malvoisie, welke hier verkregen wordt, behoeft niet onder te doen voor de vurigste Hongaarsche wijnen. In den laatsten tijd begint men er ook meer zorg te wijden aan de boschcultuur. In Wallis heeft men eenige aanzienlijke marktplaatsen, zooals Sion en Martigny, maar geene enkele groote koopstad. De voornaamste doorvoerhandel gaat er over den Simplon naar Italië. De spoorweg loopt er thans van Bouveret aan het Meer van Genève door het Rhônedal over St. Maurice, Martigny, Sion en Leuk naar Brieg. In het gunstige jaargetijde verschijnt er een zwerm van touristen uit alle landen, vooral uit Engeland, en velen zoeken aan de uiteinden der dalen de gletschers te beklimmen. Het aantal inwoners bedraagt er omstreeks 100000. Het volk belijdt er in het algemeen de R. Katholieke godsdienst en is er in Opper-Wallis van Duitschen en in Beneden-Wallis van Franschen oorsprong. Eerstgenoemden bezigen een eigenaardigen tongval en worden voor ernstige, kalme, vrome, maar weinig ontwikkelde lieden gehouden, terwijl de bewoners van Beneden-Wallis een Fransch patois gebruiken en levendiger van aard zijn. In het algemeen echter zijn er de ingezetenen behoeftig en naar den geest in een verwaarloosden toestand, daar het onderwijs er zich geruimen tijd in een hoogst gebrekkigen toestand bevond. In de afgezonderde zij-dalen vindt men nog vele aartsvaderlijke zeden en gewoonten. Men heeft er slechts gymnasia te Sion en te Brieg, — voorts daar ter plaatse kweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen. De openbare boekerijen van het canton tellen er slechts 33500 deelen. Blinden- en doofstommen-instituten en dergelijke inrigtingen zoekt men er te vergeefs; daarentegen zijn er 10 kloosters met 180 geestelijken en een vermogen van meer dan een millioen francs. In het algemeen heeft Wallis op den weg der ontwikkeling geen gelijken tred gehouden met de overige cantona. Het vormt het bisdom Sion. Het bestuur is er door de grondwet van 13 Februarij 1876 op nieuw geregeld. Men heeft er eene vertegenwoordigende volksregéring, hoewel met minder vrijzinnige bepalingen dan in onderscheidene andere cantons. De leden van het bestuur worden aangesteld voor een tijdperk van vier jaren, de Groote Raad regtsstreeks gekozen (één lid op elk duizendtal zielen), en de Staatsraad alsmede het Hof van Appél door trapsgewijze verkiezingen benoemd. Het canton is verdeeld in 13 districten, en in elk van deze vindt men een prefect, bijgestaan door den districtsraad, en iedere gemeente heeft er haren gemeenteraad en haren regter.

Het gebied van het hedendaagsche canton Wallis behoorde in ouden tijd tot Helvetia en werd door de Sedunen en Veragren bewoond. De Groote heirweg der Romeinen liep over den St Bernard naar het meer Leman. Sion (Sedunum), Martinach (Otodorum), St. Maurice (Agaunum) en Villeneuve (Pennilucus) zijn plaatsen van Romeinschen oorsprong. In 450 werd het land door de Bourgondiërs en in 534 door de Franken veroverd. Als deel van het Nieuw-Bourgondische rijk werd het door Arabische horden ingenomen, die zich in Beneden-Wallis (930) vestigden. Toen keizer Koenraad II in 1032 koning van Bourgondië werd, geraakte Wallis onder de opperleenheerschappü van Duitschland. Te vergeefs zochten onderscheidene Vorsten, bepaaldelijk de Zähringers en de naburige graven van Piémont en Savoye de vrije bergbewoners tot onderwerping te brengen. In 1473 sloot Opper-Wallis een defensief verbond met Bern en Luzern en streed met deze gewesten tegen Karel de Stoute. In 1475 veroverde Bern Beneden-Wallis en behield het gebied van Aigle en Bex; het overige werd in 1513 beschouwd als niet tot het eedgenootschap behoorend, maar toch daarmede verbonden. In 1798 drongen de Franschen door in OpperWallis, en Beneden-Wallis juichte in de komst van zijne bevrijders. De inwoners van Boven-Wallis daarentegen kwamen, door Oostenrijk bijgestaan, tegen de indringers in verzet, maar leden de nederlaag. Bij de stichting der Helvetische Republiek vormde Wallis een afzonderlijk canton, maar werd in 1802 onder de souvereiniteit van Frankrijk van Zwitserland gescheiden en in 1810 in Frankrijk ingelijfd. Doch bij de komst van het leger der Verbondene Mogendheden in Zwitserland (1814) kwamen de bewoners van Opper-Wallis in opstand tegen de Fransche heerschappij, en de nieuwe grondwet van 1815 herstelde de onafhankelijkheid des lands en verhief het tot een canton van het Eedgenootschap. In 1821 waren de Jezuïeten wederom verschenen en hadden te Brieg een groot opvoedingsgesticht doen verrijzen. Ook had Wallis in 1832 met Uri, Schwyz, Unterwalden, Neuchâtel en Stadt-Basel de conferentie van Samen tot stand gebragt, om het behoud van den ouden regéringsvorm te waarborgen.

Sedert 1839 ontbrandde de strijd tusschen Beneden-Wallis, dat vrijzinniger instellingen verlangde, en het Ultramontaansche Opper-Wallis. In 1843 verkregen de Ultra montanen de meerderheid in den Grooten Raad, en in den Staatsraad namen twee Liberalen zitting naast drie Ultramontanen. De Oud-Zwitsers sloten nu een verbond, maakten zich gereed ten strijd en behaalden den 31sten Mei 1844 eene bloedige overwinning op de Jong-Zwitsers. Het gevolg van deze zegepraal was de grondwet van 14 September 1844, die het aantal cléricale vertegenwoordigers in den Landraad vermeerderde, hunne voorregten erkende, het onderwijs aan de geestelijkheid opdroeg en de belijders der Protestantsche godsdienst onderdrukte. In den Sonderbundsoorlog schaarde zich Wallis aan de zijde der Ultramontaansche cantons. Na zijne onderwerping volgde eene vrijzinnige herziening der grondwet van 10 Januarij 1848, doch de Ultramontanen behielden de meerderheid in het bestuur; niettemin moesten de Jezuïeten, in 1866 derwaarts teruggekeerd, op verzoek van den Bond het land wederom ruimen.