Stanhope. Onder dezen naam vermelden wij:
James, eersten graaf Stanhope, een Engelsch staatsman, gesproten uit het Huis der graven van Chesterfield. Hij werd geboren in 1673, diende met onderscheiding onder Willem III in Vlaanderen en zag zich bevorderd tot kolonel. Ten tijde van koningin Anna werd hij lid van het Parlement en vervolgens gezant bij de Generale Staten in de Nederlanden. In den Spaanschen Successie-oorlog diende hij als brigadier onder generaal Peterborough in Spanje, werd in 1708 generaal-majoor en veroverde Port Mahon en het eiland Minorca. In 1709 werd hij er opperbevelhebber der Engelsche troepen, behaalde eenige voordeelen bij Almenara en Saragossa, maar werd in December 1710 gevangen genomen en eerst in 1712 uitgewisseld.
Koning George I benoemde hem in 1714 tot staatssecretaris en lid van den Geheimen Raad. In 1716 vergezelde hij den Koning naar Hannover en ontwierp met den abbé Dubois, gezant van Frankrijk , de voorloopige bepalingen voor de Triple Alliantie, die den 4den Januarij 1717 te ’s Gravenhage tusschen Engeland, Frankrijk en de Generale Staten gesloten werd. In het volgende jaar werd hij eerste-lord van de schatkist, kanselier van deze en pair des rijks met den titel van baron Stanhope van Elvaston en viscount Stanhope van Mahon. In 1718 bragt hij met Dubois de Quadruple Alliantie tot stand, werd daarop verheven tot graaf Stanhope en lord-opperregter, en overleed te Londen den 4den Februarij 1728.
Charles, derden graaf Stanhope, een Engelsch staatsman en een kleinzoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Genève den 3den Augustus 1753, beantwoordde op 18jarigen leeftijd eene prijsvraag van de Académie te Stokholm over de slingerschommelingen, werd in 1780 lid van het Parlement en nam in 1786 zitting in het Hoogerhuis. Hij schonk grooten bijval aan de denkbeelden der Fransche Revolutie. Toen de Habeas-corpus-acte geschorst werd, verscheen hij niet langer in het Parlement en keerde eerst in 1810 derwaarts terug. Hij overleed den 15den December 1816. Hij is de uitvinder van eene ijzeren drukpers, verbeterde de stereotypie en schreef belangrijke verhandelingen in de „Philosophical Transactions”.
Lady Esther Lucy Stanhope, eene dochter van den voorgaande en geboren te Londen den 12den Maart 1776. Zij had van de natuur een indrukwekkend voorkomen, een scherpzinnig verstand en eene ongemeene geestkracht verkregen. Na het ontvangen van eene zeer onstelselmatige opleiding kwam zij aan het hoofd van het huisbestier van haren ongehuwden oom Pitt en diende hem tevens als geheim-schrijfster. Na zijn dood (1806) begaf zij zich met een klein moederlijk erfdeel en een pensioen van 1200 pond sterling naar Wallis en maakte hier plannen, om op eene invloedrijke wijze werkzaam te wezen. Nadat zij eenige jaren gereisd had in Griekenland en Turkije, vatte zij het voornemen op, in Syrië een nieuw vaderland te zoeken, maar leed schipbreuk bij den overtogt, zoodat zij naar Engeland terugkeerde. Hier verkocht zij hare overige goederen en begaf zich wederom op weg naar Syrië. De glans van haren stoet en het geheimzinnige van hare verschijning maakten aldaar een diepen indruk. Eerst vestigde zij er zich in een Grieksch klooster, doch bouwde later te Dsjihoen, niet ver van Sidon, een eigen verblijf.
De Syriërs noemden haar de Koningin van Tadmor, de Tooveres van Dsjihoen en de Sybille van den Libanon en waren van meening, dat zij door hare gemeenschap met het rijk der geesten over onmetelijke schatten beschikken kon. Toen Ibrahim-pasja een inval deed in Syrië, wekte zij de Droezen op tot tegenweer en wist eerstgenoemde zoo groot ontzag in te boezemen, dat hij haar verzocht onzijdig te blijven. Eene hoofdoorzaak van haren invloed was eene onbegrensde weldadigheid, welke haar later in armoede dompelde, vooral toen hare schuldeischers beslag legden op haar pensioen. Zij werd door hare Engelsche bedienden verlaten en overleed, slechts door eenige trouwe Arabieren bijgestaan, te Dsjihoen den 22sten Junij 1839. Haar geneesheer deed „Memoirs of the Lady Esther Stanhope (1845 , 3 dln)” in het licht verschijnen. Het is bekend, dat Alphonse de Lamartine op zijn togt naar Palaestina haar een bezoek bragt en uit haren mond de voorspelling vernam, dat hij eens aan het hoofd van Frankrijk zou staan.
Philip Henry, vierden graaf Stanhope, een zoon van Charles en geboren den 7den December 1781. Nadat hij in 1816 zitting had genomen in het Hoogerhuis, behoorde hij tot de ijverige verdedigers der staatkunde van zijn oom Pitt. Hij was voorts een verbitterde tegenstander van de door Peel voorgestelde opheffing der graanwetten, en overleed den 2den Maart 1855.
Philip Henry, viscount Mahon, graaf Stanhope, een Engelsch staatsman en geschiedschrijver, geboren den 30sten Januarij 1805 op Walmer Castle. Hij was een zoon van den voorgaande, werd in 1830 lid van het Parlement, voegde zich bij de Tories en was in het ministérie Peel—Wellington in 1834 en 1835 onderstaatssecretaris van Buitenlandsche Zaken, in 1845 secretaris van Koloniën, maar moest in 1846 bij den val van het ministérie Peel aftreden, waarna hij tot de partij der Peelisten behoorde. In 1855 werd hij lid van het Hoogerhuis, — voorts was hij voorzitter der Society of Antiquaries, lord-rector der universiteit Aberdeen, lid der directie van het Britsch Muséum, enz., en overleed te Bornemouth den 24sten December 1875. Van zijne geschriften vermelden wij: „Life of Belisarius (1829: 2de druk 1848)’’, — „History of the war of the succession in Spain (1834; 2de druk 1850)”, — „History of England from the treaty of Utrecht to the peace of Aix-IaChapelle (1836, 2 dln, — later voortgezet tot aan den Vrede van Versailles, 5de druk 1858, 7 dln)”, — „Life of the great Condé (1840)”, — „The fortyfive (1851)”, — „Life of William Pitt (3de druk, 1867, 4 dln)”, — „History of Queen Anne (1867; 4de druk 1873, 2 dln)”, — „Miscellanies (1863, vervolg 1872)”, — „French retreat from Moscow and historical essays (1876)”, — en een aantal bijdragen in het „Quarterly Review”.