Stalvoedering noemt men eene handelwijs, waarbij het vee gedurende het geheele jaar op stal gehouden en met kweekplanten gevoed wordt. De voorstanders daarvan beweren te regt, dat eene weide veel meer gras oplevert, wanneer zij niet door het vee wordt platgetreden en dat de koeijen op stal eene aanzienlijke hoeveelheid mest bezorgen.Daarentegen zijn de tegenstanders van oordeel, dat het aanhoudend verblijf in den stal onnatuurlijk en dus ongezond is voor het vee, en dat de voordeelen der stalvoedering worden vernietigd door de meerdere moeite van oppassen, voedsel halen en voederen, die daaraan verbonden is. Ook meent men, dat de koeijen bij stalvoedering minder goede melk leveren. In ons Vaderland is dan ook stalvoedering nog weinig in zwang. — Bij stalvoedering geeft men aan het vee in het voorjaar aardappelen , in den zomer klaver en gras, in den herfst klaver, spurrie en knollen, en in den winter spurrie, wortelen, knollen en aardappelen, en voorts het geheele jaar door hooi en stroo (liefst haverstroo).
De voedering geschied 5-maal daags, het drenken 3-maal. De wortelen, knollen en aardappelen worden ook wel gekookt en met karnemelk vermengd. Omdat de stalvoedering eene groote hoeveelheid mest oplevert, is zij welligt vooral bij de ontginning van woeste gronden aan te bevelen.