Spreeuw (Sturnus vulgaris L.) is de naam van een vogel uit de orde der Zangvogels en uit de familie der spreeuwachtigen (Sturninae). Deze vogel heeft een niet zeer langen, regten, priemvormigen bek, wat platter en tevens wat stomp op de spits. De mondhoek daalt naar beneden en de onderkaak is bijna tot aan den wortel naakt. De neusgaten bevinden zich aan de basis van den bek en zijn door een vlies half gesloten.
De pooten zijn tamelijk lang en krachtig, en de middenste teen is de langste. De staart is aan het einde regt en vrij kort. De eerste slagpen der vleugels is zeer kort en de tweede de langste van allen. Zijne grondkleur is bruin, maar in het najaar, na het ruijen, heeft iedere veder eene groote gele of witte vlek aan de spits. Deze verdwijnen in den zomer, en de vederen worden puntiger, zwart van kleur en hebben een fraaijen, metaalachtigen weerschijn, die in het groen, blaauw en purper speelt. In volwassen toestand heeft hij een gelen bek.
De spreeuwen komen zeer algemeen en zeer talrijk in ons Vaderland voor. Sommigen blijven des winters bij ons, maar de meesten vertrekken naar het zuiden, om reeds in Februarij of Maart terug te komen. Het mannetje zingt aardig en bootst wel eens het geluid van andere dieren na. Meestal nestelen zij onder panne- en stroodaken, in spleten van torens en holle boomen. Het wijfje legt 4—7 blaauwgroene eijeren. Als de jongen vlugtig zijn, begeven zij zich met de ouden naar het land, en gezamenlijk leven zij van insecten en wormen, maar ook van vruchten, bessen en zaden. — Aan een snaaksch of guitig mensch geeft men ook wel den naam van spreeuw.