Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Sprengel

betekenis & definitie

Sprengel. Onder dezen naam vermelden wij:

Kurt Sprengel, een verdienstelijk geneesheer en kruidkundige, geboren den 3den Augustus 1766 te Boldekow bij Anklam. Hij studeerde te Halle eerst in de theologie en vervolgens in de genees- en natuurkunde, werd aldaar in 1789 hoogleeraar in de geneeskunde, in 1797 ook in de botanie, en overleed den 15den Maart 1833. Van zijne geschriften vermelden wij: „Pragmatische Geschichte der Arzneikunde (1792—1803, 5 dln; 3de druk 1821—1828; uitgave van Bosenlaum 1846)”, — „Handbuch der Pathologie (1795—1727, 3 dln; 3de druk 1805—1810)”, — „Historia rei herbariae (Amsterdam, 1707—1806, 2 dln)”, — „Geschichte der Botanik (1717— 1718, 2 dln)”, — „Neue Entdeckungen im ganzen Umfang der Pflanzenkunde (1819— 1822, 2 dln)”, — en „Opuscula academica (1846)”.

Karl Sprengel, een verdienstelijk landbouwkundige, geboren in 1787 te Schillerslage bij Hannover. Hij bezocht de landbouwscholen te Celle en Möglin, was vervolgens als landbouwkundige werkzaam in Saksen, stichtte in 1819 eene vlasfabriek, studeerde daarna te Göttingen in de natuurkunde, vestigde zich aldaar in 1830 als privaatdocent, werd in 1831 professor aan het Carolinum te Brunswijk en begaf zich in 1839 als secretaris-generaal van het landbouwkundig genootschap in Pommeren naar Regenwalde. Hier stichtte hij eene landbouw-académie en eene fabriek van landbouwgereedschappen, en overleed den 19den April 1859. Hij behoort tot de voorloopers van Liebig en was een van de eersten, die de scheikunde toepaste op de kennis van den grond en van de meststoffen. Hij verklaarde reeds, dat iedere plant eene bepaalde hoeveelheid onbewerktuigde stoffen voor hare voeding noodig heeft, en dat men acht moet geven op het stikstofgehalte van de mest en van den bodem. Ook analyseerde hij gronden en meststoffen en wilde de uitputting der gronden door kunstmest herstellen. Van zijne geschriften noemen wij: „Chemie für Landwirte (1834—1832)”, — „Bodenkunde (2de druk 1844)”, — „Die Lehre vom Dünger (2de druk 1845)”, — en „Die Lehre von den Urbarmachungen (2de druk 1846)”, Sedert 1840 gaf hij het „Allgemeine landwirtschaftliche Monatschrift” in het licht.

< >