Spraak (De) is eene zamenvoeging van geluiden, welke gedurende het stroomen der ademhalingslucht door de mondholte door middel van de gedaanteverandering van deze laatste gevormd worden. Deze geluiden noemen wij klanken en de deelen, waarmede zij voortgebragt worden, spraakwerktuigen. Tot deze laatste behooren: het strottenhoofd, het verhemelte, de tong en de lippen, — en als meer passieve deelen de mond- en neusholte, de tanden enz.
Bij het luid spreken worden de klanken verbonden met strottenhoofdgeluiden, waarbij vernaauwing der stemspleet en spanning der stembanden plaats hebben, hetwelk onnoodig is bij het fluisteren. Door eene opvolging van spraakklanken vormt men lettergrepen en woorden, de hulpmiddelen ter mededeeling van gedachten. Duidt men die klanken door teekens (letters) aan, dan ontstaat het schrift.