Synoniemen zoeken
Synoniem van spraak
Synoniem van 'n ander trefwoord

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Spraak
Spraak is het vermogen uitsluitend aan den mensch eigen om zijne gedachten en gewaarwordingen door hoorbare teekenen, spraakklanken of woorden geheeten, aan anderen mede te deelen. Taal heeft een veel ruimer begrip; het duidt in de eerste plaats het spreken aan, vervolgens wat gesproken wordt, verder de verzameling spraakklanken, waarvan menschen of volken zich bedienen; het omvat behalve de woorden¬taal alle andere wijzen van uitdrukking waarvan de mensch zich bedient, alsmede de klanken waardoor verschillende dieren zich voor elkander ver¬staanbaar maken. Zijne spraak is belemmerd. Hij is goed ter tale. De gebarentaal. De taal der oogen, der vingers. Het schijnt tegenwoordig niet meer aan twijfel onderhevig, dat sommige dieren eene geluidstaal bezitten.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
spraak
spraak - zelfstandig naamwoord
1. het kunnen praten
♢ na het ongeluk was hij zijn spraak kwijt
1. er is sprake van een loonsverhoging
[daar wordt over gesproken]
2. geen sprake van!
[dat wil ik niet hebben]
3. ook de ruzie met Joop kwam ter sprake
[werd besproken]
4. de derde man brengt de spraak aan
[doet het gesprek vlotter verlopen]
Zelfstandig naamwoord: spraak
de spraak